‘Het lijkt veel, maar het is gewoon m’n werk’
22-05-23
TEGEN DE RICHTING IN MET…. MAARTEN BUITENDIJK
In Tegen De Richting In Met… praat Frank Vijg met ondernemende mensen die het graag anders doen dan de meeste anderen.
Maarten Buitendijk. 60 jaar. Avonturier met een hart van goud. Doodgewone man, maar toch ook weer niet. Ondernemer met 40 jaar ervaring in de vis. Eigenaar, inkoper en verkoper van Nederlof Fish. Wereldwijde handel vanuit Stellendam en IJmuiden. Zo’n 80 miljoen euro omzet per jaar. Snelle beslisser. Hoofdrekenaar. Weinig slapen. Koning van de monoloog. Van de hak op de tak, maar trefzeker!
Laten we bij het begin beginnen…
‘Dit bedrijf is begonnen in Rotterdam. Vóór de oorlog al, onder meer met de import van levende kreeften uit Canada. Maar de eigenaar overleed plotseling tijdens een paardenrace op Duindigt. Twee weken later overleed zijn vrouw, van verdriet, en hun dochter wilde niet in de zaak. Wel werkten er drie broers Nederlof: één voor de inkoop, één voor de verkoop, één voor de administratie. Zij hebben het bedrijf overgenomen en het hun familienaam gegeven.’
En jijzelf?
‘Ik ben begonnen in de scheepvaart in de Rotterdamse haven. Maar toen mijn ouders gingen verhuizen, moest ik mee en kwam ik bij een expeditiebedrijf in Hoofddorp terecht. Maar ja… Ik wilde verder dan alleen vervoeren. Toen las ik in de krant dat ze bij een onderdeel van Ouwehand’s Rederij en Visverwerking een duizendpoot zochten. Ik kon alleen nog geen kabeljauw van een haring onderscheiden, haha. We aten ook nooit vis. Maar ik erheen: hier ben ik! Aangenomen!’
Gelukt?
‘Ik ben begonnen met inkoop. Via de klok en in de hal. Elke morgen om vijf uur naar de afslag. Dat ging best goed. Op een dag hoorde ik m’n directeur praten over de verkoop in Italië. Dus ik op zijn schouder getikt: dat wil ik ook wel doen. De maandag daarna ben ik begonnen, haha. Nee joh, geen woord Italiaans. Ik ben een cursus gaan doen via het consulaat in Amsterdam en ben stage gaan lopen in Italië.’
Plek gevonden!
‘Nou… Ik had daar een goed salaris hoor, maar ook weer niet van tsjonge, jonge, jonge. Niet dat ik president-directeur van de Shell hoef te worden, maar ik kijk wel altijd verder in de toekomst. Ik hou van dingen ontdekken, ontwikkelen, nieuwe dingen doen, dus ik had al een paar keer aangegeven dat ik naar Australië en Nieuw-Zeeland wilde. Uiteindelijk lukte dat. Onbetaald verlof, beetje geld mee, ter plekke een beurs draaien… dat werk. Later ben ik zo ook in Zuid-Afrika geweest. In totaal heb ik acht jaar bij dat bedrijf gewerkt.’
Maar je kwam in de friet terecht…
‘Ondertussen werd ik weleens door headhunters gebeld. Ook voor banen in andere branches. Zo raakte ik in contact met de grootste fabrikant van pootaardappelen in de wereld. Die had een hypermoderne robotfabriek gebouwd voor het maken van friet. In Kerkrade. Ze zochten iemand voor de verkoop. Dat ben ik gaan doen.’
‘In die fabriek ging natuurlijk van alles mis. Robots en computers in die tijd, de jaren 90, dat ging allemaal moeizaam. Toen las ik op een dag in de krant dat er een misoogst was van aardappelen in Australië. Dus werd friet maken daar ook lastig. Ik kende daar mensen, vanuit de periode dat ik die beurs had gedraaid. Die contacten heb ik weer opgepakt. Uiteindelijk verkocht ik in één klap de hele jaarproductie van onze fabriek aan die mensen, haha.’
Dat is moeilijk te overtreffen…
‘Ik had in elk geval weinig meer te doen. In die periode had ik een lopende aanbieding vanuit Italië. Van een oude klant in de vis, een familiebedrijf, Fiorital. Een vader en twee zoons. Die vader wilde rustiger aan gaan doen en een van de zoons kreeg een ernstig auto-ongeluk. Dus die vader belde me van: kom alsjeblieft helpen!’
Maar daar moest je voor emigreren?
‘Tijdens de onderhandelingen had ik bedongen dat ik niet hoefde te verhuizen. Er kwam een ingericht appartement in Triviso, een auto van de zaak en tickets om elk weekend terug te vliegen naar huis als ik last had van heimwee. Dat laatste heb ik een maand gedaan, toen was ik het al zat. Ik ben 25 jaar in Italië gebleven.’
25 jaar????
‘Toen ik kwam, had dat bedrijf, in euro’s gerekend, een omzet van 15 miljoen. Toen ik 25 jaar later wegging, was dat 400 miljoen. Snap je? Ik was vrijgezel, kon zomaar 120 uur in de week werken. Ik heb altijd geredeneerd: als je een gezin hebt, moet je er tijd aan besteden. Dat doe ik nu ook. Maar tóen werkte ik vooral.’
Ik kon nog geen kabeljauw van een haring onderscheiden
Maar de liefde kwam toch…
‘Ik deed ook zaken in Vietnam. Daar leerde ik mijn vrouw kennen. Ze was guest relationsmanager in het hotel waar ik verbleef. Na twee jaar kwam ze naar Italië.’
‘Tsja, cultuurverschil… Ik ben gewend om over de hele wereld te reizen. Zij werkte ook in een internationale omgeving. Wij zien dat allemaal niet zo. Als jij verkering krijgt met iemand uit Groningen, zullen sommige mensen dat ook al heel wat vinden… Mijn vrouw komt uit het zuiden van Vietnam, uit Saigon. Dat zijn mensen die leven voor hun familie, om goed te leven, met elkaar. Ik ook.’
Binnen acht maanden een fabriek gebouwd in Albanië. Ze doen daar niet zo moeilijk als hier
En jullie kinderen?
‘We spreken thuis Nederlands en Engels. En onze kinderen spreken ook vloeiend Vietnamees. De oudste is in Italië geboren. Hij is nu negen. Maar toen m’n vrouw zwanger was van de tweede, besloten we, ook vanwege het onderwijs in Italië, terug te gaan naar Nederland.
Maar je had inmiddels aandelen in het bedrijf waar je werkte…
‘Ja, maar wat gebeurde er… Die twee broers kregen ruzie. De oudste begon een beetje te denken dat hij de grootste ondernemer van Zuid-Europa was. Grootste investeringen, waar ik niet zo in geloofde. Zijn broer en zijn vader ook niet. En ik zat er met aandelen in. Dus het ging ook over mijn geld.’
‘Afijn, ik heb een akkoordje gesloten met die andere broer en de vader en later mijn aandelen verkocht. Toen was ik ook weer helemaal vrij om naar Nederland te komen.’
Hoe kwam je dan bij Nederlof terecht?
‘Dat was al van mij! Eerst namen we het over met het bedrijf waarvoor ik werkte. Maar na een enorme devaluatie van de lire moest het familiebedrijf geld vrijmaken. Toen heb ik Nederlof zelf gekocht. In 1992 of zo.’‘
Ja, dat deed ik naast mijn baan in Italië. Met Erik Slof hier als bedrijfsleider. Dat ging goed. En op belangrijke dagen vloog ik even op en neer. Dan zat ik ’s ochtends vroeg zelf op de afslag in Urk.’
‘Toen we zeven jaar geleden terugkwamen in Nederland, ben ik weer volledig in Nederlof gestapt. En weer opnieuw begonnen in Italië. Met de jongere broer uit het oude bedrijf.’
Zeven jaar later staat de hele branche onder druk…
‘De kern is: te weinig vis. We zitten in een doemscenario. Een enorme sanering van de vissersvloot, veranderende watertemperaturen terwijl vissen bij een verschil van een halve graad al wegtrekken, de Brexit waardoor ons visgebied kleiner is geworden, de transportprijzen zijn minimaal verdubbeld, de prijzen voor de verpakkingsdozen zijn verdriedubbeld, de rente is gestegen, de energiekosten, noem maar op…’
‘Bovendien zien we steeds meer windmolens op de Noordzee. Ten eerste kan je niet vissen op de plekken waar ze staan, maar het maakt ook nog eens een enorme herrie. Dan trekt de vis weg. Ga maar eens in bad liggen, met je hoofd onder water en laat de kraan open…’
Dus?
‘Als ik het zo laat, gaan we echt geld verliezen. Dus zijn we bezig met nieuwe kansen in onze branche en we snijden in de kosten. Heroverwegen wat we met onze panden doen. Minder personeel, dus iemand die met pensioen ging niet vervangen. Inkoop en verkoop allemaal zelf doen. Zo sparen we een dure kracht in Frankrijk uit. Of ik nou 30 artikelen koop of 33, dat maakt mij niets uit…’
Heb je een voorbeeld van zo’n nieuwe kans?
‘We hebben in zeven landen de verkooprechten van moderne vis-verpakkingsdozen. Die zijn voor 75 procent afbreekbaar, terwijl de traditionele dozen helemaal niet afbreekbaar zijn. Maar ze komen ook opgevouwen naar ons toe. Eén vrachtwagen van dat opgevouwen spul komt overeen met tien à vijftien vrachtwagens voor die oude dozen. Kijk wat dat scheelt voor het milieu en de kosten.’
Het klinkt als een druk leven…
‘Het lijkt misschien veel, maar voor mij is het gewoon m’n werk. De kunst is om het te doseren. Ik sta vroeg op; vanmorgen reed ik om 04.15 uur weg. Maar als m’n kinderen op woensdag om 13.30 uur moeten trainen op de voetbalschool, ben ik er ook bij. Dan ga ik daarna nog even naar ons kantoor in Krimpen aan den IJssel, waar we nu wonen. En als ze ’s avonds op bed liggen nog een uurtje contact met Amerika. Het is in deze fase alleen iets hectischer vanwege onze nieuwe fabriek in Albanië.’
Pardon?
‘Ik ging in mei vorig jaar naar de finale van de Conference League in Tirana. Daar heb ik ook een oude klant bezocht. Hij heeft inmiddels 50 procent van de pellerij van Noorse garnalen in handen. Ja, die wordt gevangen rond Scandinavië en bij Canada en gepeld in Albanië… Ik was onder de indruk van wat die man had ontwikkeld. Elf ateliers door heel Albanië. Schitterend opgezet. Daar kan je van de grond eten.’
‘Ik ga nu voor hem alle commerciële activiteiten doen. Inkoop en verkoop. We hebben inmiddels een nieuwe fabriek neergezet. Ruimte voor 350 mensen. Ja, binnen acht maanden. Ze doen daar niet zo moeilijk als in Nederland.’
Altijd maar weer nieuwe dingen doen?
‘Ik probeer m’n leven al dingen te ontwikkelen. Gewoon ergens op afstappen. We zochten een nieuwe landingsplek voor vliegtuigen in Europa. Zo kwamen we in Bratislava terecht. Maar voordat zo’n eerste vliegtuig landt, ga ik erheen, praten met de veterinaire dienst, met de luchthaven, met de douane. Als zo’n vliegtuig niet kan landen, heb ik een probleem.’
‘Ik heb ook meegemaakt dat zo’n vliegtuig neerstortte, in het Victoriameer. Ben ik in de clinch gegaan met het ministerie van Luchtvaart in Tanzania om onze feiten in het rapport te krijgen. Drie maanden mee bezig geweest. Toen naar Moskou, naar de verzekerings-maatschappij. En uiteindelijk niets teruggekregen, omdat de Russen liever de verzekeringsmaatschappij lieten klappen. Maar ik leer er zó veel van…’