Ondernemerschap

Blog Karlijn Kapel (Sørensen Advocaten): werkgever krijgt transitievergoeding toch gecompenseerd

Sørensen Advocaten - Rotterdam

De ex-werknemer is op 26 januari 1996 in dienst getreden van de werkgever. Op 8 april 2013 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Het UWV heeft een loonsanctie opgelegd, waardoor de loonbetalingsplicht van de werkgever eindigde na 1 juli 2015 (datum invoering transitievergoeding). De werkgever en de ex-werknemer hebben een beëindigingsovereenkomst gesloten, inclusief betaling van de transitievergoeding van EUR 37.900 bruto. Op 1 april 2020 heeft de werkgever aan het UWV compensatie voor de door haar betaalde transitievergoeding verzocht. Het UWV heeft de compensatie op EUR 0 vastgesteld, waarop de werkgever bezwaar en vervolgens beroep aantekende.

De rechtbank heeft het beroep van de werkgever gegrond verklaard en geoordeeld dat de werkgever recht heeft op vergoeding van de door haar betaalde transitievergoeding. Het UWV heeft zich vervolgens tot de Centrale Raad van Beroep gewend.

De Centrale Raad van Beroep was het niet eens met de uitleg van het UWV over de beperking van de hoogte van de compensatie. Indien wordt uitgegaan van de door het UWV voorgestane uitleg wordt in de situatie dat de dag van het einde van de termijn van twee jaar ziekte vóór 1 juli 2015 lag, feitelijk geen compensatie verstrekt. Echter, de voorwaarden op grond waarvan het UWV compensatie verstrekt zijn opgenomen in het eerste lid van artikel 7:673e BW en het tweede lid betreft een maximeringsbepaling die slechts op de hoogte van die verstrekking ziet. Uitgaande van de uitleg van het UWV zou het tweede lid van artikel 7:673e BW een extra voorwaarde voor het recht op compensatie bevatten. Deze uitleg van het UWV van het tweede lid verdraagt zich niet met het wettelijk systeem van compensatie.

De tekst van artikel 7:673e lid 2 BW biedt evenmin steun voor de uitleg van het UWV. In dit lid wordt verwezen naar het bedrag aan transitievergoeding dat de werkgever op grond van artikel 7:673 BW zou zijn verschuldigd. Daaruit volgt dat bij de berekening van de maximale hoogte van de compensatie de duur van de arbeidsovereenkomst fictief wordt bekort door uit te gaan van de datum waarop de termijn van twee jaar die geldt voor het opzegverbod wegens ziekte (en de loondoorbetalingsplicht van de werkgever) is verstreken. Ook in die context kan artikel 7:673e lid 2 BW slechts als maximeringsbepaling worden gelezen.

Conclusie
In de situatie waarin een dienstverband ná 1 juli 2015 is geëindigd, maar waarbij de tweejaarstermijn van ziekte is verstreken vóór 1 juli 2015, heeft de werkgever aanspraak op compensatie van de transitievergoeding. Bij de berekening van de compensatie wordt de transitievergoeding genomen met als einddatum de dag waarop de werknemer twee jaar ziek was. Hieruit volgt dat het UWV is uitgegaan van een onjuiste wetsuitleg van artikel 7:673e lid 2 BW. Het hoger beroep van het UWV slaagt daarom niet. De werkgever heeft recht op compensatie van de aan de zieke ex-werknemer betaalde transitievergoeding.

Voor de tekst van artikel 7:673 BW klik hier.

Vragen over het bovenstaande?

Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444

Meer nieuws