Blog Karlijn Kapel (Sørensen Advocaten): schriftelijke arbeidsovereenkomst vereist voor lage ww-premie
Sørensen Advocaten - Rotterdam
Op 1 januari 2020 treedt de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in werking. Eén van de maatregelen is differentiatie van de WW-premie. De aard van een arbeidsovereenkomst wordt leidend voor de hoogte van de premie. Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betaalt de werkgever minder WW-premie dan bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of een oproepovereenkomst.
Schriftelijke arbeidsovereenkomst
Voor de lage WW-premie geldt een schriftelijkheidsvereiste. Als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet schriftelijk is overeengekomen, is de werkgever alsnog de hoge WW-premie verschuldigd. Dit geldt ook in de situatie dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (stilzwijgend) voor onbepaalde tijd is verlengd.
Om aan het schriftelijkheidsvereiste te voldoen moet er een document zijn dat is ondertekend door werkgever en werknemer en daaruit moet blijken dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een verlengingsbrief die alleen is ondertekend door de werkgever is dus onvoldoende.
Kortom, de lage WW-premie mag worden toegepast als er een ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is of:
– de werknemer en de werkgever hebben een schriftelijk addendum ondertekend;
– uit het addendum blijkt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is;
– de werkgever bewaart dit addendum bij de loonadministratie.
Verplichtingen werkgever
Werkgevers dienen zelf te bepalen of de hoge of lage WW-premie is verschuldigd. Om de handhaving te bevorderen, zijn werkgevers vanaf 1 januari 2020 verplicht om op de loonstrook de volgende zaken te vermelden:
– of sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd;
– of wel of geen sprake is van een oproepovereenkomst;
– of de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen.
Handhaving lage WW-premie uitgesteld tot 1 april 2020
Minister Koolmees heeft op 9 december 2019 laten weten dat werkgevers tot 1 april 2020 de tijd krijgen om ervoor te zorgen dat de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd schriftelijk zijn vastgelegd. Dit geldt alleen voor arbeidsovereenkomsten van werknemers die vóór 1 januari 2020 in dienst zijn getreden. Uiterlijk vóór 1 april 2020 dient voor deze werknemers de door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of het door beide partijen ondertekende schriftelijke addendum in de loonadministratie van de werkgever aanwezig te zijn en moet daaruit blijken dat de werknemer reeds op uiterlijk 31 december 2019 voor onbepaalde tijd in dienst van de werkgever was.
Voor de brief van minister Koolmees van 9 december 2019 klik hier.
Hoge/lage WW-premie
Voor de volledigheid volgt hieronder een overzicht wanneer een werkgever de hoge of lage WW-premie is verschuldigd.
Een werkgever is de hoge WW-premie (ongeveer 8%) verschuldigd bij:
– een oproepovereenkomst;
– een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd;
– een uitzendovereenkomst met uitzendbeding;
– een fictieve dienstbetrekking;
– een arbeidsovereenkomst die niet schriftelijk is vastgelegd.
Een werkgever is de lage WW-premie (ongeveer 3%) verschuldigd bij:
– een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is;
– een praktijkovereenkomst voor de BBL-leerling;
– een arbeidsovereenkomst met een werknemer jonger dan 21 jaar die over maximaal 48 uur per vier weken of 52 uur per kalendermaand loon ontvangt;
– een werkgever die over uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen de lage WW-premie betaalt.
Vragen over het bovenstaande? Neem dan contact op met één van de arbeidsrechtadvocaten van Sørensen Advocaten. Bel: 010-2492444