Ondernemerschap

Blog BASE Advocaten: het instemmingsrecht van de ondernemingsraad: de toets van de kantonrechter in twee stappen

BASE Advocaten - Rotterdam

Door recente rechtspraak kan (wederom) verwarring zijn ontstaan over de toets die de kantonrechter moet hanteren wanneer om vervangende toestemming wordt gevraagd. Deze bijdrage verschaft helderheid over deze toets. Voor zowel ondernemer als ondernemingsraad is duidelijkheid op dit punt belangrijk. Kennis van de toets die een rechter uiteindelijk zal toepassen, zal immers bepalend zijn voor de opstelling van partijen in een lopende discussie. Bovendien kan een goed onderbouwde inschatting van de uitkomst, maken dat een procedure achterweg kan blijven en partijen onderling tot een oplossing komen.

Uitgangspunt
De ondernemer heeft de instemming van de ondernemingsraad nodig voor besluiten genoemd in artikel 27 WOR. Geregeld gebeurt het echter dat een ondernemingsraad geen instemming wenst te verlenen voor een door de ondernemer voorgenomen besluit. In de praktijk wordt vaak uiteindelijk in onderling overleg alsnog een oplossing gevonden. Maar wanneer dit niet gebeurt, kan de ondernemer ervoor kiezen de kantonrechter te vragen om vervangende toestemming te verlenen.

De toets: 2 stappen
Bij een verzoek om vervangende toestemming, zal de kantonrechter twee stappen moeten doorlopen. Stap 1 betreft de redelijkheidstoets, stap 2 de toets van de zwaarwegende bedrijfsredenen.

Bij de redelijkheidstoets weegt de kantonrechter de argumenten van de ondernemer (voor zijn voorgenomen besluit) en de argumenten van de ondernemingsraad (om zijn instemming hieraan te onthouden) inhoudelijk tegen elkaar af. De kantonrechter zal vervangende toestemming verlenen indien hij van oordeel is dat de argumenten van de ondernemer zwaarder wegen. Wegen de argumenten van de ondernemingsraad zwaarder, dan zal het verzoek worden afgewezen.

Enkel wanneer de argumenten van partijen even zwaar wegen, wordt toegekomen aan de tweede stap (de toets van de zwaarwegende bedrijfsredenen). In dat geval kan de kantonrechter alsnog over gaan tot het geven van vervangende toestemming wanneer de ondernemer kan aantonen dat hij zwaarwegende bedrijfsbelangen heeft die het voorgenomen besluit vergen.

Deze twee stappen dienen goed uit elkaar te worden gehouden. Dit is al meermaals verkeerd gegaan in de rechtspraak. Ook in een recente uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland werd de toets verkeerd toegepast. Uit deze uitspraak volgde namelijk dat de uitkomst van de redelijkheidstoets (stap 1) altijd nog gewijzigd kon worden als gevolg van de toets van de zwaarwegende bedrijfsredenen (stap 2). Dit is echter niet correct.

Gelukkig lijkt de rechtbank Midden-Nederland zich te hebben hersteld. In latere rechtspraak is namelijk bevestigd dat de toets nog altijd dezelfde als door de Hoge Raad bevestigd in het zogenoemde Stena Line-arrest. De toets dus zoals hierboven weergegeven. Het kan maar opgehelderd zijn.

Voor meer informatie over dit onderwerp neemt u contact op met Jan-Willem van Geen of een van de andere advocaten van de sectie arbeidsrecht van BASE Advocaten.

Meer nieuws