Blog Max Luiten (BASE Advocaten:) een contractuele Penrose-trap, leg dat maar eens uit
BASE Advocaten - Rotterdam
Het is een jubileumjaar in het Escher-museum aan het Lange Voorhout in Den Haag. De kunstenaar die brede bekendheid gaf aan de Penrose-trap – later geholpen door Christopher Nolans Inception (2010) – werd 125 jaar geleden geboren. De Penrose-trap is een optische illusie waarin je na een (ogenschijnlijk) rondje traplopen naar beneden of naar boven toch weer uitkomt bij je vertrekpunt. Afgelopen vrijdag liet de Hoge Raad om de hoek van het Escher-museum, aan het Korte Voorhout, zien dat het opnemen van een uitlegmaatstaf in een contract tot net zoiets kan leiden (HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131).
Een voormalig echtpaar sluit een contract
De aanleiding was dat een voormalig echtpaar een duidelijke streep wilde zetten onder het gesteggel over de door de man aan de vrouw verschuldigde alimentatie. De man en de vrouw legden hun verplichtingen over en weer vast in een contract en voorzagen in de inleiding daarvan alvast in een uitlegmaatstaf voor als “onverhoopt” toch geschillen over dat contract zouden ontstaan:
“Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.”
Het onverhoopte scenario deed zich voor: er ontstond een geschil. En wel over een op het eerste oog kristalheldere contractsbepaling van één zin (artikel 1.7 van het contract):
“De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021.”
Die bepaling lijkt helder, ware het niet dat de vrouw niet op 25 mei 2021, maar op 25 mei 2022 haar 65ste verjaardag zou vieren en niet op 25 mei 2021, maar op 25 mei 2024 recht zou krijgen op AOW. Tot wanneer heeft de vrouw nu recht op alimentatie?
De rechtbank en het hof oordelen verschillend
Volgens de rechtbank tot 25 mei 2022. De in de contractsbepaling opgenomen datum, 24 mei 2021, zou een verschrijving zijn. Die datum zou alleen bedoeld zijn als verduidelijking van het moment “dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt”, wat zou blijken uit de aan de datum voorafgaande woorden “te weten”.
In hoger beroep vernietigt het hof dat oordeel. Het hof past de uitlegmaatstaf die tussen partijen niet ter discussie staat – “grammaticaal” – zo toe dat alleen wordt gekeken naar datgene in de bepaling wat “niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is”. Het begrip “de pensioengerechtigde leeftijd” is dat wel, in tegenstelling tot de eenduidige datum 24 mei 2021. Tot die datum is dus alimentatie verschuldigd. Het hof redeneert dat ten aanzien van begrippen die wél voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, niet ontkomen kan worden aan het betrekken van de bedoelingen van partijen (terwijl dát blijkens de gekozen uitlegmaatstaf – niet Haviltex, maar “grammaticaal” – nu juist niet de bedoeling van partijen zou zijn geweest).
De Hoge Raad en de procureur-generaal oordelen ook verschillend
De zaak komt bij de Hoge Raad doordat de vrouw in cassatie gaat. De vrouw klaagt niet (zozeer) over de keuze van het hof om de contractuele uitlegmaatstaf zo uit te leggen dat alleen gekeken wordt naar datgene wat “niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is”, maar meent dat bij een grammaticale uitleg (zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad) óók “de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen” van de gekozen uitleg moet worden meegewogen. Dat zou volgens de vrouw tot een andere uitkomst hebben geleid dan een alimentatieverplichting tot ‘slechts’ 25 mei 2021.
Die klacht slaagt niet. De Hoge Raad legt uit dat het hof niet zomaar een grammaticale uitleg (zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad) toepaste op de litigieuze contractsbepaling (artikel 1.7). De uitleg die hij daarop toepaste (het gaat alleen om datgene wat “niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is”) was de uitkomst van éérst uitleg van de door partijen zelf in de inleiding gekozen “eigen, contractuele, uitlegmaatstaf”. De vrouw had niet geklaagd dat het hof die uitleg aan de hand van een onjuiste maatstaf of op onbegrijpelijke wijze had bereikt, dus blijft het oordeel van het hof in stand.
Saillant is dat procureur-generaal Valk voorafgaand aan het arrest adviseerde het oordeel van het hof wél te vernietigen. Het “uitlegoordeel” van het hof zou onvoldoende begrijpelijk zijn, omdat het hof zonder nadere motivering – zonder bijvoorbeeld te weerleggen dat de in de contractsbepaling opgenomen datum, 24 mei 2021, alleen bedoeld was als verduidelijking van het eerste deel van de bepaling – de stap zou hebben gezet naar ‘alleen dat wat eenduidig is, doet ertoe’. Het hof had dat volgens Valk wel moeten doen, omdat de uitleg van een door partijen gekozen uitlegmaatstaf eerst ‘gewoon’ geschiedt aan de hand van de in de Haviltex-maatstaf uitgewerkte wilsvertrouwensleer en niet al aan de hand van die gekozen uitlegmaatstaf:
“… eerst moet aan de hand van de primair toepasselijke uitlegnorm worden bepaald of partijen een andere uitlegnorm zijn overeengekomen dan volgens de wet, en zo ja wat de inhoud van die andere uitlegnorm is. Pas daarna kan die andere uitlegnorm worden toegepast.”
Een andere volgorde is volgens mij logisch net zo onmogelijk als de Penrose-trap.
De Hoge Raad onderscheidt echter twee ‘uitlegoordelen’ van het hof. En over het eerste uitlegoordeel, ten aanzien van de gekozen uitlegmaatstaf in de inleiding van het contract, werd niet geklaagd. De Hoge Raad gaat dus uit van de uitlegmaatstaf die het gevolg is van dat eerste uitlegoordeel en laat vervolgens het hof als feitenrechter, zoals vaker, de ruimte bij het toepassen van die uitlegmaatstaf.
Conclusie
Moraal van het verhaal: partijen kunnen proberen grip te houden op hun contract en eventuele geschillen daarover door zelf een uitlegmaatstaf te kiezen die afwijkt van de soms als onvoorspelbaar ervaren Haviltex-maatstaf. Wat die keuze van partijen inhoudt als het erop aankomt, lijkt echter onherroepelijk toch weer te worden bepaald aan de hand van juist de Haviltex-maatstaf die partijen met hun keuze proberen te omzeilen. Wie een Penrose-trap wil zien kan dus terecht aan zowel het Lange als het Korte Voorhout (en Inception is vanuit huis te streamen).
Meer informatie over de uitleg van (commerciële) contracten of geschillen daarover? Neem contact op met Max Luiten of een van de andere specialisten van Corporate & Commercial Litigation van BASE Advocaten.