Blog BASE Advocaten: BASE Winterdrieluik voor bedrijfsjuristen – toerekening van kennis, wat weet een bedrijf?
BASE Advocaten - Rotterdam
Niks. Bedrijven weten niks. Mensen weten dingen en door middel van toerekening construeren we dat bedrijven ook dingen weten. Wat uw bedrijf weet, hangt dus af van de vraag wie wat weet en of dat kan worden toegerekend aan uw bedrijf.
In ons vorige drieluik stonden we stil bij veel voorkomende contractsbepalingen (NOM, ENAC en arbitrageclausules). In dit drieluik staan we stil bij toerekening van wetenschap (kennis) aan rechtspersonen. Dat is een belangrijk onderwerp en wordt steeds belangrijker.
In deze eerste bijdrage gaan wij kort in op het (enige) wetsartikel in het BW over kennistoerekening en op een recent arrest van de Hoge Raad. In de tweede bijdrage op 16 januari 2020 gaan wij in op de toerekening van externe kennis. Wanneer wordt kennis van uw adviseur aan uw onderneming toegerekend? In de derde bijlage op 6 februari 2020 behandelen we kennisversplintering, kennis die verspreid is binnen uw organisatie en welke risico's dat met zich brengt.
Juridische belang van kennis
De aanwezige kennis binnen een bedrijf is uiteraard allereerst belangrijk voor het product dat het levert of de dienst die het verricht. Om die vakin-houdelijke kennis gaat het nu niet. Er is ook kennis die juridisch belangrijk is, omdat voor het intreden van rechtsgevolgen de aanwezigheid van bepaalde kennis juridisch vereist is.
Denk bijvoorbeeld aan de start van de verjaringstermijn van een vordering tot schadevergoeding (nodig: bekendheid met de schade en de aansprakelijke persoon) of voor de klachtplicht (nodig: bekendheid met het gebrek). Maar ook bij dwaling is wetenschap van belang (had men de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet gesloten?). Ook in de jurisprudentie speelt de aan- of afwezigheid van kennis een belangrijke rol. Dat de afwezigheid van kennis ook belangrijk kan zijn, bewijst het Natronloog-arrest (1982). Daarin kon de betreffende medewerker zich niet onttrekken aan aansprakelijkheid door te stellen dat hij niet wist van de gevaarlijkheid van de vloeistof in het emmertje dat hij bij het vuilnis had gezet (en waardoor de vuilnisman ernstig oogletsel opliep). Die afwezigheid van kennis kwam kort gezegd voor zijn risico. In het contractenrecht is kennis bijvoorbeeld van belang bij de vraag naar de aanvaardbaarheid van een beroep op een exoneratie (kan niet ingeval van opzet of bewuste roekeloosheid). Kennis speelt daarnaast een belangrijke rol bij de uitleg van overeenkomsten, onder meer door de Haviltex-vraag wat partijen over en weer van elkaar mochten verwachten. In sommige contracten wordt bijvoorbeeld uitgesloten dat de wetenschap van een adviseur aan de contractspartij kan worden toegerekend. Kennis is dus belangrijk. Maar welke kennis? En bij wie?
Welke kennis? Van wie? Waar?
Er lijkt steeds meer informatie te komen. Informatie die ook goed te bewaren en toegankelijk is. Maar kennis is ook vaak versnipperd, bijvoorbeeld over verschillende (groeps)vennootschappen, of binnen afdelingen. Kennis kan ook bij verschillende personen liggen (directie en "werkvloer"), of alleen bij externe personen (ZZP'ers, adviseurs etc.). Bij de vraag wat een onderneming weet, spelen al deze omstandigheden een rol. Het gaat allang niet meer alleen om de vraag wat de formele bestuurders of gevolmachtigden weten. Wij zien een ontwikkeling waarin het uiteindelijk gaat om de vraag welke kennis in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als kennis van de betreffende rechtspersoon. Hoe bepaal je dat?
Wet – 3:66 lid 2 BW
De wet zegt niet veel over dit onderwerp. Er is maar één artikel over toerekening van wetenschap, namelijk artikel 3:66 lid 2 BW. Dit artikel ziet bovendien alleen op de vraag wanneer de kennis van een gevolmachtigde aan de volmachtgever moet worden toegerekend. (Externe adviseurs zijn bijv. zelden formeel gevolmachtigde). Of de kennis van een gevolmachtigde aan de volmachtgever moet worden toegerekend, hangt af van het aandeel dat ieder van hen heeft gehad bij de betreffende rechtshandeling. Deze "leer van het grootse aandeel" geldt alleen in gevallen waarin de gevolmachtigde (als zelfstandig hulppersoon) namens de opdrachtgever direct contact heeft met de wederpartij. In die gevallen kan zijn kennis eventueel aan de volmachtgever worden toegerekend. Anders niet. Dus ingeval een belastingadviseur alleen contact heeft met zijn cliënt, maar niet met de Belastingdienst, dan kan de Belastingdienst de kennis van de belastingadviseur niet aan de cliënt toerekenen ingeval van een aansprakelijkstelling van de cliënt (Ontvanger/V (2005)). Daarvoor is minimaal noodzakelijk dat de belastingadviseur direct contact heeft gehad met de Belastingdienst als tussenpersoon.
Babbel (1979)
Wanneer gedragingen van een functionaris van een rechtspersoon aan die rechtspersoon kunnen worden toegerekend, wordt al sinds 1979 beantwoord aan de hand van het Babbel-criterium. De toerekeningsmaatstaf is of het gedrag van de functionaris in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als een gedraging van de rechtspersoon. Dit criterium geldt óók voor de toerekening van wetenschap van een functionaris aan de rechtspersoon waaraan hij verbonden is (P&F/Peper en De Hart (2005)). Gedragingen en/of wetenschap van hogere functionarissen kunnen in de regel sneller aan de rechtspersoon worden toegerekend dan van lagere functionarissen.
Kennis in twee hoedanigheden
Tot slot een recente uitspraak. In maart van dit jaar heeft de Hoge Raad geoordeeld over de toerekening van kennis van een persoon met twee petten op (Stichting (2019)). Kan de kennis van een penningmeester van een stichting (over een bepaalde transactie) worden toegerekend aan een andere rechtspersoon waar diezelfde penningmeester als feitelijk bestuurder betrokken was? Die wetenschap was van belang omdat de rechtspersoon schenkingen aan de stichting had gedaan die de rechtspersoon achteraf wilde vernietigen met een beroep op dwaling, omdat hij niet van de daadwerkelijke situatie binnen de stichting op de hoogte zou zijn geweest. De stichting vond dat de rechtspersoon niet gedwaald kon hebben omdat de rechtspersoon, door de dubbelrol van de penningmeester, van de hoed en de rand wist binnen de stichting. Interessante casus (waar list en bedrog door de regels heen zichtbaar waren).
Het hof kwam aan toerekening van kennis aan de rechtspersoon niet toe omdat de penningmeester alleen feitelijk bestuurder was en hij formeel niet bevoegd was om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Dat lijkt ons on-juist (te streng). Waarom zou kennis alleen aan een vennootschap kunnen worden toegerekend via een tot vertegenwoordiging bevoegde persoon? (Het hof lijkt geïnspireerd door Los Gauchos (1990) waarin de bekendheid van een bedrijfsleider met een verstekvonnis nog niet bekendheid van de vennootschap met dat vonnis inhield).
In de kwestie met de penningmeester vernietigde de Hoge Raad het arrest van het hof. Hij vond allereerst dat de stichting er in dit geval op had mogen vertrouwen dat de penningmeester de rechtspersoon had vertegenwoordigd. De rechtspersoon had het namelijk laten gebeuren dat de penningmeester zich naar buiten toe als een bevoegd bestuurder gedroeg (het criterium dat kort gezegd voortvloeit uit ING/Breda (2017)). Vervolgens moet volgens de Hoge Raad op basis van artikel 3:66 lid 2 BW onderzocht worden of de kennis van de penningmeester, als vertegenwoordiger van de rechtspersoon, aan de rechtspersoon kon worden toegerekend. Dat had het hof onvoldoende gedaan.
Op het arrest is wel wat aan te merken, maar voor deze blog is het van belang dat het laat zien dat ook wetenschap die medewerkers in privé opdoen van belang kan zijn voor de vraag welke wetenschap de onderneming heeft.
Afronding
Wij hopen dat u door deze blog bewuster bent van het juridische belang van kennis voor uw onderneming en van welke vragen er bij toerekening van kennis spelen. In de volgende blog gaan wij dieper in op de toerekening van kennis van externe adviseurs aan uw onderneming. Wanneer wordt u geacht te weten wat zij weten? Waar moet u op letten?
Vragen aan aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op BASE Advocaten.