De geboorte van de bekende Nederlander
26-10-21
1951 was het geboortejaar van de bekende Nederlander. We nemen u 70 jaar terug in de tijd. Nederland krijgt televisie. Louis van Gaal en André Hazes komen ter wereld. Dat jaar.
Van Gaal en Hazes gaan waarschijnlijk één keer per week in de teil. Het warme water wordt voor vijf cent per emmer gekocht. De leverancier is de waterstoker. In het gunstigste geval staat de teil thuis in de keuken, bij pech ’s winters in de tuin. Het reinigen gaat in een strak tempo. Het schone water is voor de vader. Moeder mag als tweede. Zodra het water vuil en koud is volgen de kinderen.
Iets meer gefortuneerde gezinnen maken één keer per week gebruik van het badhuis. Tien minuten douchen voor een dubbeltje. Wie vier seconden pikt wordt bij kop en kont naakt verwijderd. Toch staat men er in de grote steden op vrijdag voor in de rij. Het is 1951. Waar blijft de tijd?
De fiets is op de groei. Op de pedalen zitten blokken. Om aan te sterken krijgen kinderen per dag één lepel levertraan en als ze dan nog niet willen eten knippen of pellen chirurgen hun amandelen. Daarna liggen ze lekker drie dagen zwijgzaam voor pampus op bed.
Bijna zestig procent van de Nederlandse bevolking woont in 1951 in de grote stad. Op vrijwel alle deuren past één loper, want er valt toch bij niemand iets te stelen. Bakker en scharensliep openen ongevraagd zelf met het uithangende touwtje de deuren en overal staat als vanzelfsprekend de koffie klaar, die gerantsoeneerd slechts op de bon verkrijgbaar is. Er valt weinig te kiezen. Het is Douwe Egberts of Van Nelle.
In de volksstraten ziet men alleen de kar van de melkboer, die door een paard wordt voortgetrokken. Een gezin met een auto is nog een bezienswaardigheid en wie wel een auto heeft is de engnek van die tijd. Niettemin zijn ook hun woningen klein. Ze hebben een voor-, tussen- en achterkamer en verder een klein keukentje. Soms gaat dat keukentje verscholen achter een kastdeur met daarin alleen een gootsteen en een fornuis. De grote tafel staat in het midden van de huiskamer.
Negen van de tien vaders roken. Een pakje sigaretten kost vijfentwintig cent. Asbakken koopt niemand, die krijgt men bij jubilea steevast cadeau. Als de vrouw van de beroemde Friese voetballer Abe Lenstra een sigaret in de lucht gooit, komt ie vanzelf in een asbak van de KNVB terecht. De voetbalbond verstrekt ze gegraveerd na elke interland.
Vrijwel elk gezin heeft een huiskamerkast waarin het betere bestek wordt bewaard. Het is een verborgen bijna Koninklijke collectie, die één keer per jaar met Kerst wordt gebruikt. De huiskamerkast wordt het dressoir genoemd. Daarin liggen ook de fotoalbums en verder de verzekeringen mocht er iemand onverwacht de pijp uitgaan.
Nederland is in meerderheid sociaal democraat, stemt op Willem Drees en sluit zijn verzekeringen af bij de Centrale en eenmaal per half jaar komt er een man in een leren jekker langs om de polissen te verhogen. Hij komt op de fiets, smeert alle gezinnen invaliditeits- en levensverzekeringen aan en rijdt vier jaar later op een Berini.
De Centrale is de Arbeiders Verzekeringsbank N.V., die in de Rijnstraat in ’s Gravenhage gevestigd is en wie zich er voor tienduizend gulden tegen blijvende invaliditeit verzekert betaalt een premie van dertien gulden en twintig cent per maand. Er is veiligheidshalve wel een oorlogsclausule in opgenomen: wie kreupel uit een oorlog te voorschijn komt, krijgt slechts negentig procent van het verzekerde bedrag vergoed.
In het dressoir bevindt zich verder een geldkistje van het merk Brabantia. De bus heeft zes gleuven. Boven elke gleuf staat een cijferaanwijzing, die op een hansaplastpleister met een in Argentinië ontworpen weggooi Bic-balpen is aangebracht. Het getal geeft aan hoeveel geld die gleuf verlangt. De zes actuele disciplines zijn: huur, licht, kolen, school, kleding en vakantie.
De laatste twee gleuven komen er in de regel slecht af. Daarom zijn ze ook de laatste. De muntjes voor de kolen gaan er allemaal in één keer uit. Dat is op de dag dat ongezond ogende kolenmannen met donderend geraas twintig zakken antraciet leeg storten in een hok, dat de mensen zelf getimmerd hebben. Dat hok staat in een kelder, waaruit ’s winters sterke handen de kolen scheppen in een speciale kolenkit, die met een uitgestoken tong zo de haard in kan. Wie geen kelder heeft, begint de volgende dag aan de grote schoonmaak, die normaal voor de maand maart is gereserveerd.
De rol van de oudste kolensjouwer is verdacht. Op het moment dat de knechten het vuile werk doen, gaat hij de keuken in om af te rekenen. Op de bon schrijft hij achttien gestorte zakken, terwijl hij er twintig heeft gestort. De geldverdeling van de laatste twee gaat volgens de methodiek: sam sam. In 1951 is het een manier voor de kolensjouwers om zwart bij te klussen. De dan zesjarige Willem Ruis (later KRO, VARA) krijgt een kwartje, zijn eerste zwijggeld. Hij woont in Haarlem.
In grote steden is het gebruikelijk dat men bij het invallen van de duisternis de gordijnen sluit. In een enkel geval sluit men ook overdag. Dan is er iemand in de straat overleden. Voor alle ramen hangen dan keurig gestreken witte lakens als blijk van piëteit.
Bij tandartsen wordt in het jaar van de eerste bekende Nederlanders nog veel pijn geleden. De wachtkamers zijn altijd vol en het is een goed gebruik om te vragen: achter wie ben ik? Aan de muur hangen ontmoedigende posters, die nooit worden vervangen. De roest zit om de punaises heen. Urenlang luistert men stil en beklemd naar de rampen die zich in een andere kamer nog met veel herrie voltrekken.
Zeventig jaar geleden rijden de eerste Solexen door de straat. Het is een fiets met een hulpmotor. Een Franse ontdekking voor een schappelijke prijs. Eigenlijk is het een meidenbrommer, die maar op één manier op gang te krijgen is, namelijk met een enorme aanloop. Alle andere pogingen zijn zinloos. Met het schuim op de mond ontwikkelen de eerste kopers al trappend een enorme snelheid, waarna het motortje op de draaiende banden moet gaan vonken. Menige Solex-eigenaar wordt vervolgens aan het einde van de straat weer lachend door de fietser ingehaald.
Zeventig jaar geleden rijden de eerste Solexen door de straat
De klassen op school bestaan nog uit gemiddeld veertig leerlingen. Als een leerkracht ziek is, gaat de tussendeur open en geeft een gezonde collega les aan twee klassen tegelijk. Bovendien houdt hij er met gemak met de wind onder. Wie zich misdraagt krijgt een pak slaag. Het gedisciplineerde schoolbeleid wordt niet alleen door ouders goedgekeurd maar zelfs gestimuleerd. Nederland telt dan driehonderd inwoners op één vierkante kilometer. Voor Philip Bloemendal (Polygoon Journaal) dan al een reden om mee te delen ‘dat de vaderlandse bodem alleen nog staanplaatsen kent’.
Op de dag dat André Hazes ter wereld komt wordt voor het eerst in Nederland een EHBO-diploma uitgereikt. Het is toeval. De EHBO-dames zijn in de meerderheid. Allemaal in mantelpak met een militaire kleur, stevige wandelschoenen met daarin omgeslagen witte sokjes. Hun trommels bevatten gaas, pleisters en een jodium die pijn doet. De eerste gediplomeerde modelburgers krijgen een eigen post in Lunetten waar de gedemobiliseerde KNIL-militairen uit Ambon in kampementen bijeen worden gebracht.
Dieper in het land wordt de schedel opgegraven van de in 1296 overleden graaf Floris V. En ondertussen weet televisiepionier Erik de Vries, die sinds 1935 bij Philips in Eindhoven knutselt aan een groot experiment, dat zijn droom aanstaande is. Lopik bouwt een televisiezender. Maar vijf dagen nadat minister Jo Cals en pater Kors de Nederlandse televisie en daarmee meteen het bekende Nederlanderschap introduceren, gaat Anton Philips dood. Waarschijnlijk is hij geschrokken.
In 1951 is een scheidsrechter in voetbalkringen nog een autoriteit, die in de watten wordt gelegd. De maximale belediging die hij naar zijn hoofd geslingerd krijgt is krotenkoker. In zijn kleedkamer staat een gammel formicatafeltje, waarachter hij na het douchen naakt kan plaatsnemen om de uitslag te noteren. Als hij goed heeft opgelet, heeft hij die onthouden. Delicten noteert hij in foutloos Nederlands.
Zodra hij schoongewassen te voorschijn komt krijgt hij in de bestuurskamer een stoel, die wordt aangeschoven. Zijn vrouw zit dan al een uur aan de sherry. Als ze om elf ’s avonds vanuit de kantine dronken naar huis gaan verscheurt hij het formulier met het delict en ondertekent een nieuwe. De voetbalwereld is nog één grote familie.
De suppoost in het stadion is een magistraat. Hij draagt een zwarte stationspet met daarop de naam van zijn club. Meestal in goudgele letters. Alle petten hebben een eigen nummer. De oudste suppoost staat bij de eretribune en heeft een luizenbaan. Overal waar hij een hand ziet bewegen, hangt hij er de zijne geopend onder. Hij is hartelijk en omkoopbaar. Voor zijn gulste klanten heeft hij het beste plaatsje gereserveerd.
De suppoost in het stadion is een magistraat
In 1951 gaat de latere burgemeester van Rotterdam André van der Louw volksdansen bij de Arbeiders Jeugd Centrale en wordt Nederland ingeënt tegen pokken. Finsterwolde krijgt de primeur van een communistische meerderheid in de gemeenteraad en in het dagblad Het Vrije Volk tekent de jonge cartoonist Dik Bruynestein de eerste voetballers. Grote oren worden bloemkooloren. Nekken en neuzen worden uitgerekt. Geen gebrek is meer veilig.
Op het Polygoon journaal zien we Prins Bernhard op Koninginnedag flirtend dansen met een burgermeisje, dat hem slim op afstand houdt. Simon Vestdijk publiceert de roman ‘De dokter en het lichte meisje’, maar ondertussen zijn vakanties nog strontvervelende huifkartochtjes in Drenthe, die op een schillenwagen met zeildoek worden volbracht.
Zandvoort ziet de eerste bikini, maar op de ansichtkaarten met De groeten uit Rockanje is een dikke vrouw getekend in een enorm badpak terwijl ze betekenisvol tijdens het pootje baden een klein voorwerp in haar schepnetje heeft: haar man. Klein en mager. Alle families hebben dan nog zo’n baas spelende tante met een hoofd vol krulspelden.
Maar de voetbalelftallen spelen het mooiste systeem dat er bestaat: 3-2-5. Trainers roepen slechts ‘hollen met die geit’ en vinden verdedigen beledigend. Er is geen keeper die een achterbal uitschiet. Dat doet de back. Een back schaaft. Een uitdrukking die nu niet meer bestaat. Af en toe schaaft ook een stopperspil. De meest indrukkwekkende is Rinus Terlouw (Sparta), die in 1951 vier van de vier wedstrijden met het Nederlands elftal meespeelt. Dat doen ook: Loek Biesbrouck, Noud van Melis, Piet Kraak en Abe Lenstra. De Fries wordt in dat jaar als eerste tot Sportman van het Jaar gekozen.
De op 8 augustus 1951 geboren Louis van Gaal is het thuis in de wieg hoorbaar niet eens met de keuze, maar kan dat nog niet goed onder woorden brengen. Jammer.