Verdwenen kranten: Dagblad De Schiedammer

23-09-16

Wie drie jaar na de oorlog in de kiosk op de Koemarkt een los nummer kocht van het dagblad De Schiedammer moest er negen cent voor neertellen. Nu in de eurotijd is dat een muntje van vijf. Wisselgeld. Als het op de grond valt, raapt geen kind het meer op.

Toen het weekabonnement van het kleinste dagblad uit de Rotterdamse regio in november 1948 van 31 naar 32 cent werd verhoogd, werd dit maanden tevoren zwetend op de voorpagina aangekondigd. Maar er liep geen abonnee weg uit het familiehuis van Het Parool, een verzetskrant die zonder vooroorlogse wortels pas in 1945 bovengronds was gekomen.

De Schiedammer was statutair gevestigd in Amsterdam, maar had vertakkingen in Utrecht en Rotterdam. De Schiedammer was een bijwijf van het Rotterdamsch Parool. Goed voor een paar duizend abonnees.

In de jaren zestig is de kleinste Parool-editie gevestigd aan de Hoogstraat in het oude hart van Schiedam. Met de auto alleen via oude draaistraatjes bereikbaar. Een krantengebouw kan men het niet noemen. Het is een miniatuurwinkeltje in een romantisch stadsputje van de grootste winkelstraat. Nu is de Wereldwinkel er in gevestigd, naast een tapperij. In de tijd van de krant was de tapperij een boektiekje.

Aan de binnenkant van de ramen van het krantenwinkeltje hangen vanaf half vijf ’s middags de verse pagina’s van de dagkrant. Elke dag zijn er vaste lezers om het abonnementsgeld uit te sparen. Ze lezen met de punt van hun neus tegen de ramen een kwartiertje het belangrijkste wereldnieuws. Maar die ene pagina met het Schiedamse stadsnieuws ontbreekt. Rayonmanager Gerrit Batsleer, die elke middag de tassen van de bezorgers afgepast vult, geeft zijn premium niet kwijt. Never!

 

Pand van De Schiedammer, zoals het vroeger er uitzag

De redactie van De Schiedammer huist in een van de twee achterkamertjes van het winkeltje. Er staan twee bureaus en als er gasten zijn, kunnen die hun kont niet keren. Het oogt saai, oud, slecht onderhouden en staat er blauw van de rook.

De oudste van de twee verslaggevers hoort al jaren tot het meubilair: een boomlange Javaan die Schiedam tot zijn stad heeft gemaakt. Hij leeft als een kantoorklerk en men kan de klok op hem gelijk zetten. Elke morgen parkeert hij om half tien zijn fiets tegen de pui van de buurman en gaat ’s avonds na twee pakjes sigaretten zonder filter om half zes naar huis. Van de binnengekomen post maakt hij korte berichten en over het nieuws van de raadsvergaderingen doet hij een week.

Alles wordt uitgekauwd, tot de laatste nieuwe stoplichten toe. Interviewen doet hij zelden en toch staat die ene pagina elke dag barstensvol local stuff. Als de krant in 1972 ophoudt te bestaan, wordt Dolf Buskens gemeentevoorlichter.

De redactie van de Schiedammer is een opleidingsschool van Het Rotterdamsch Parool. Tegenover de oude geroutineerde verslaggever, die in lokale beleidskringen de reputatie van een locoburgemeester heeft, zit een leerling. Vrijwel elk jaar een ander, want ondanks de eerste teloorgang in de krantenwereld is er in de midden zestiger jaren nog steeds journalistiek emplooi. De boomlange Buskens wil jonge lenige verslaggevers voor de kruipkelder: daar ligt het archief. Alle leerlingen gebruiken die kelder voor nachtelijke herdersuurtjes.

't Sterretje

 

In 1967 afficheert Het Rotterdams Parool met een vacature en ik zit in de strijd om de eindzege in tweede positie. De voorkeur gaat uit naar een dame. Maar Dolf Buskens protesteert. Hij heeft niets met vrouwenemancipatie en van schoonheidsnormen heeft hij geen kaas gegeten. Buskens wil dat er ’s nachts bij een stadsbrand tempo gemaakt kan worden. Leerling-verslaggevers moeten met één telefoontje van hun bed gerukt kunnen worden. Denkend in termen van ochtendmake-up is de eerste kandidate bij Buskens dus op slag kansloos. Bovendien heeft ze geen auto.

In het jaar dat erop volgt hoeft de oude routinier mij slechts drie keer onder de dekens vandaan te trekken. Eén keer voor een lullig brandje dat bij aankomst al blijkt te zijn geblust en de tweede keer als er een onbeduidend fabriekje in de fik staat.

Spannend wordt het pas als er op 12 juni 1968 aan de kade van de Wilhelminahaven een ontploffing is aan boord van de Auga Clara en zes classificeerders de dood vinden. De brand gaat de geschiedenis is als de Tanker Cleaning-ramp en wordt mijn voorpaginadebuut in Het Parool. Wel worden 250 dapper getikte zinnen tot een lengte van een derde gereduceerd en bleek bij het verschijnen van de krant mijn naam door de algemene term één van onze verslaggevers te zijn vervangen. Dat prikt nog het meest.

Leerling-verslaggevers bij De Schiedammer worden klein gehouden. Daags na de ramp word ik al overruled door een vanuit Rotterdam geparachuteerde routinier voor de follow-up. En Buskens? Hij is bij alle nachtbranden drie keer op de fiets komen kijken, maar vooral ter controle of zijn adjudant was komen opdagen. Zelf schrijft hij er geen letter over. Rampjes zijn laag in rangorde. Typerend voor de opleidingsjournalistiek in de jaren zestig.

De dag voor een leerling-verslaggever bij De Schiedammer begint op de kamer van de hoofdcommissaris van politie. Vaste tijd: half tien. Het hoofdbureau is gevestigd aan de Lange Nieuwstraat en de baas zit in uniform aan het hoofd van de koffietafel. 50 van de 52 weken voorziet hij ons enthousiast van kleuternieuws. Per week twee gejatte fietsen en in het ergste geval is er een vrouw met steunkousen door een auto geschept. Maar dood gevonden zwervers zijn bij hem altijd op een natuurlijke wijze de pijp uit gegaan. Er wordt veel verborgen gehouden.

Het gros aan incidenten bestaat zodoende uit aanrijdingen, inbraakjes en slaapwandelaars, maar hoofdcommissaris Kees van der Haagen offreert ze zonder enige uitzondering alsof hij er schik in heeft. In één jaar één keer een roofoverval en daar is de baas van de politie zelf dan ook helemaal ondersteboven van. De plaatselijke criminaliteit staat in 1967 nog op een laag pitje.

Het vroegere politiebureau

 

Elke dag heeft hij vier vaste luisterende journalisten aan zijn tafel en ze vertegenwoordigen Het Vrije Volk, Het Rotterdamsch Nieuwblad, Het Stadsblad en De Schiedammer. Bij rondzoemend onraad vijf. Joop Daalmeijer, later bekend van tv, vertegenwoordigt de VARA-radio.

Maar hij is in 1967 voornamelijk geïnteresseerd in de ouders van Pieter van Vollenhoven, die zich rond het huwelijk van hun zoon met prinses Margriet geen raad weten met de journalistieke belangstelling. Alles is nieuws. Zelfs de kast waarin het luchtmachtuniform met ponjaard heeft gehangen, waarin hun jongste zoon zich aan het volk presenteert, wordt beschreven, gefotografeerd en op camera vastgelegd. De moeder van de Schiedamse student wordt er op ’t laatst beroerd van. Wéér die plaatselijke jongens. De jenever uit Schiedam geeft in 1967 de stadsoverwinning in handen van de vader van Pieter van Vollenhoven, de directeur van de vlaggenfabriek van Bingham.

De oude redactiechef van De Schiedammer heeft ‘s morgens een humeur op om te schieten. Een jaar lang zit ik recht tegenover een standbeeld. Het maximale geluid dat ik mag maken is het typen op mijn Remington. Die dateert uit 1938. Een koopje. Daarop tik ik ‘s morgens de laatste politieberichten. Er is geen telex en een fax bestaat nog niet. De digi-wereld evenmin.

Ik bel die berichten door naar Amsterdam, woord voor woord, zin voor zin en de moeilijkste worden gespeld. De bandrecorder bij Het Parool draait. De enige die meeluistert is de oude chef, die om de haverklap het hoofd schudt als hij zinnen hoort die taalkundig niet kloppen. Het toegeschoven memobriefje dat volgt, is daarna duidelijk genoeg: “Je leert het nóóit.” 
Dat is de opleiding.

In 1967 belt de leerling de politieberichten door aan één man, die daarvoor speciaal tussen 10.00 en 10.15 uur in Amsterdam klaar zit: Nico van der Maat. Ik zal hem nooit vergeten. Hij verzamelt op de redactie van het grote Het Parool in Amsterdam op één morgen alle aanrijdingen van de bijwijven. Zodoende kent hij ook Schiedam op z’n klompen, terwijl hij vanuit Mokum volhoudt er nog nooit te zijn geweest. Ook kent hij de nukken van die grote Javaan, want ik heb in de loop der opleiding zes voorgangers.

En dus begint het leven van een leerling-verslaggever in 1967 ’s morgens na het bezoek aan de hoofdcommissaris van politie elke dag, een jaar lang, met de vraag van Van der Maat hoe het gaat met die nukken van de chef. En soms eist hij precies hoe hij er bij zit, hoe hij kijkt en wat hij aan het doen is. Amsterdamse humor, omdat hij van horen zeggen weet dat de leerling van het dagblad De Schiedammer recht tegenover hem zit. Bij Het Parool heette dat: ontgroening.

Met wereldjournalistiek heeft het dagblad verder geen enkele link. Als Robert Kennedy in 1967 vermoord wordt, tikt de 88-jarige buurman tegen het tuinraam van het redactiekamertje en roept: ‘Heb je het al gehoord?’

Buskens niet. Ik evenmin. Nooit zal ik vergeten wat ik op dat moment aan het schrijven was. Een verhaal over de sfeer in Het Proeflokaal ’t Sterretje. Na vijftig jaar zag ik dat het illustere café nog steeds bestaat. Maar het staat wel te koop.
 

TEKST: JAN D. SWART

 

 

 

Meer nieuws