‘Een basisinkomen voor iedereen; dat is echt betaalbaar’
28-03-17
Jan Rotmans. Professor, doctor, ingenieur. Transitiedeskundige. Ondeugende wetenschapper, kantelende ondernemer, confronterende friskijker, notoire dwarsdenker. Nagel aan de doodskist van de gevestigde orde. Internationaal vermaard, lokaal geworteld.
In vier edities van Friends in Business duidt hij de grote transities in onze maatschappij. Telkens in interactie met een aantal Friends in Business, dit keer in gezelschap van hun zonen en dochter. De arbeidsmarkt, het onderwerp in deze editie, is immers bij uitstek een ontmoetingsplek van verschillende generaties.
Wat is de arbeidsmarkt eigenlijk?
Ja, het wás allemaal lekker overzichtelijk. Op de arbeidsmarkt die vanaf de negentiende eeuw is opgebouwd, had je twee partijen: de werkgevers en de werknemers en die waren allebei in collectieve arrangementen vertegenwoordigd. Dus we gingen altijd uit van de gemiddelde werknemer en de gemiddelde werkgever. Dat beeld is helemaal aan het vergruizen. In de toekomst gaan we naar persoonlijke arrangementen, mede mogelijk gemaakt door de digitale revolutie. Niet meer uitgaan van de gemiddelde werknemer of werkgever, maar van de unieke mens.
Alles verandert…
De termen kloppen niet eens meer. Degene die zijn werk gééft, noemen we nog werknémer, terwijl degene die dat werk néémt de werkgéver heet. Bovendien ben je lang niet meer altijd óf werknemer óf werkgever, steeds vaker ben je allebei. Ik ben zelf hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, maar ook drie dagen per week ondernemer. En in mijn onderneming ben ik werkgever, terwijl ik bij de universiteit werknemer ben. Dat is iets waar we nog niet zo goed mee uit de voeten kunnen.
Omdat we te veel in oude patronen denken?
Ik las het verhaal van Dennis Wiersma. Een jonge vakbondsman, 30 jaar, die nu voor de VVD de Tweede Kamer in gaat. “Hoe kan dat nou, een vakbondsman naar de VVD?”, luidden de eerste reacties in de media. Toen zei hij: “Dat hokjesdenken is echt iets voor jullie generatie, de vijftigers en zestigers. Ik denk niet meer in die hokjes.”
En dringt dat ook door in vakbondskringen?
Ik hield vijftien jaar geleden mijn eerste verhaal voor FNV Bondgenoten. Zelden zó veel mensen zó boos gezien. Ik zei: “Jullie moeten jezelf opnieuw uitvinden, want mijn kinderen zullen nooit meer lid worden van een vakbond, van een collectief dat dingen van bovenaf voor ze regelt.”
Vijf jaar geleden werd ik weer gevraagd, zei ik weer hetzelfde. Toen waren ze al minder boos. En vier maanden geleden wéér hetzelfde verhaal, toen kreeg ik een klaterend applaus. Nog net geen staande ovatie. Dus ik vraag: “Wat? Zijn jullie niet boos?” Maar inmiddels herkennen ze het verhaal, zeiden ze, alleen ze gingen het nog niet naar buiten brengen…
Wat betekent dat dan?
De vakbonden verliezen elk jaar veel leden. Vorig jaar zo’n 65.000. Dus als het zo doorgaat, zijn ze er straks gewoon niet meer. Tenzij ze zichzelf opnieuw uitvinden. Hetzelfde geldt trouwens voor VNO-NCW. Dat verliest ook veel leden doordat die bedrijven zich niet meer vertegenwoordigd voelen. Die oude instituties brokkelen gewoon af. Er is steeds minder behoefte aan collectieve afspraken. Mensen regelen het liever zelf. Of met elkaar…. In gemeenschappen of coöperaties.
Wat zijn de drie meest pregnante ontwikkelingen?
Al die collectieve afspraken vergruizen. Alles wordt gepersonaliseerd, we moeten het op maat gaan maken. Dat geldt ook voor arbeidscontracten. Het onderscheid tussen vast en flex gaat ook verdwijnen. En de derde cruciale factor in de transitie is de opkomst van de ZZP’ers. Daar hebben we er nu al één miljoen van.
Dat laatste wordt vaak betiteld als een probleem…
Het systeem vindt het lastig, want die ZZP’ers passen niet in de regels. Dus die worden gezien als een probleem in plaats van een oplossing. En wat doen we dan? Gaan we een wet maken die het aantal ZZP’ers moet terugdringen. En vanuit het werkgevers-werknemers-systeem gaan we dan toch weer collectieve dingen bedenken. Daarmee zijn we bij de kern van deze hele transitie: de ZZP’ers moeten zich niet aanpassen aan de arbeidsmarkt, maar de arbeidsmarkt moet zich zodanig ontwikkelen dat die ZZP’ers zich daar thuis voelen en kunnen floreren. Dát is de echte opgave.
Maar die ZZPérs hebben geen enkele sociale zekerheid meer…
Natuurlijk is verzekering tegen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid belangrijk. Net als het opbouwen van pensioen. Maar wel in regelingen waar je gebruik van kán maken. Niet dat móeten, niet dat collectieve topdown, dat is van de negentiende eeuw.
Al die stelsels worden gepersonaliseerd. Dat is wat anders dan individualistisch, hè. Het wordt op maat gemaakt. Kijk, 30 totaal verschillende leerlingen in een klas allemaal hetzelfde onderwijs geven, om maar een heel ander voorbeeld te noemen, dat is echt niet vol te houden. Dus je krijgt de komende jaren onderwijs op maat. Net als financiële dienstverlening op maat, zorg op maat, energie op maat, arbeidsvoorziening op maat, pensioen op maat…
En het belang van de sámenleving dan?
Nou, je ziet ook weer nieuwe collectieven ontstaan, coöperaties, waarin mensen zichzelf gaan verzekeren. Er zijn al 200 broodfondsen in Nederland. Groepjes van maximaal 50 ZZP’ers die zich onderling verzekeren. Als er één arbeidsongeschikt raakt, lappen de anderen onder elkaar een vervangend inkomen. Het kernbegrip is vertrouwen. Mensen doen het vanuit vertrouwen. In elkaar!
Dat hoor je niet vaak meer…
Dat onderlinge vertrouwen gaat een grote rol spelen. Want wie vertrouwt er nog een grote verzekeraar? Ik niet! Nou vertrouwen ze ons ook niet meer, dus dat komt goed uit… Ik heb het niet over de touwtjes uit de brievenbus, zoals Jan Terlouw schetste. Dat is terug naar vroeger. Ik heb het over vooruit naar vroeger. Let maar op, we gaan op een moderne manier terug naar de menselijke maat, met nieuwe vormen van solidariteit.
Mondjesmaat dan zeker?
Eén miljoen mensen zijn daar in Nederland al mee bezig. Eén miljoen! En wereldwijd tientallen miljoenen! Horizontaal organiseren. Zorg, energie, onderwijs, voedsel, geld, noem maar op. Dit wordt het tijdperk van samenredzaamheid. Ik ben niet zo liberaal dat ik denk dat iedereen het voor zich kan regelen, maar sámen, buiten de instituties om, daar heb ik wel vertrouwen in.
En de oude vormen en gedachten dan?
Voormalig minister-president Ruud Lubbers zei ooit “Nederland is ziek”, omdat toen anderhalf miljoen mensen inactief waren. WW, WAO, bijstand. Nu hebben we er 1,6 miljoen! Dus we zijn nog net zo ziek. En in de nieuwe economie wordt die groep alleen maar groter. Het zou tot twee miljoen mensen kunnen oplopen, schatten we. Ik heb er echt veel over nagedacht en er allerlei modellen voor gebruikt, maar wat we ook doen, we krijgen die mensen niet meer allemaal aan het werk. We moeten met radicale experimenten aan de slag, zoals een basisinkomen of een participatie-inkomen. Ja, dat weet ik wel, wat de reacties zijn. Pavlov-reacties! “Een basisinkomen voor iedereen is te duur en mensen worden er lui van.” Dat laatste blijkt helemaal niet uit de experimenten die tot dusver zijn gedaan, zoals in Canada.
En ja, over dat geld… Uiteindelijk is een basisinkomen-voor-iedereen betaalbaar. Het kost wel veel geld, maar het levert ook veel op. Zo vallen alle kosten voor de controlebureaucratie weg.
De rest komt deels uit een belastingverhoging, deels via grote investeringsfondsen.
Geen probleem dus?
Alleen de transitieperiode van een aantal jaren, díe is duur. Maar bij pensioenfondsen klotst het geld tegen de plinten. En ik word regelmatig benaderd door investeringsfondsen. Of ik nog voorbeelden heb van groene projecten. Die willen gewoon hun geld wegzetten, want bijna alles levert tegenwoordig meer rendement op dan geld op de bank zetten.
Dus er is geld zat. Waarom wordt dat niet in die overgang geïnvesteerd? Zeker nu uit allerlei ervaringen en onderzoeken blijkt wat het ons kan opleveren? We moeten alleen op kleine schaal beginnen met experimenteren, daarvan leren en dan opschalen. Dus niet meer top-down en op grote schaal invoeren.
Maar ondertussen neemt de boosheid alsmaar toe…
De afgelopen veertig jaar zijn we drie keer welvarender geworden. We hebben het nog nooit zo goed gehad, zeggen veel mensen. Hoe kan het nou zo zijn dat we toch zo ontevreden zijn? Waar komt die boosheid vandaan? Als je alles vertaalt in materiële welvaart is dat onbegrijpelijk. Maar het blijkt dat we er niet gelukkiger van zijn geworden. Ons niveau van welbevinden is nagenoeg constant gebleven.
Hoe zit dat dan?
In de beleving van veel mensen verandert er te veel in te korte tijd. Mensen vóelen dat hun sociale zekerheid aan het verdwijnen is, dat de arbeidsmarkt instabiel is, dat hun pensioenvooruitzichten onzeker zijn. Zo krijg je vanzelf het idee dat je de grip kwijt bent. En als die mensen dan verder kijken, zien ze dat de politiek die grip óók kwijt is. Bovendien zitten we voor het eerst in een situatie dat onze kinderen en kleinkinderen het wellicht minder goed krijgen dan wij.
Ja, als je dat allemaal bij elkaar optelt, dan snap ik die onvrede wel. Maar het is Cruyffiaans: je ziet het pas als je het door heb(t). En het wordt in de komende tien jaar alleen maar erger, want we zitten in een fase van chaos, op weg naar een wezenlijk andere samenleving en economie.
In verkiezingstijd hoorden we volop oplossingen…
Ook het nieuwe kabinet gaat de chaos alleen maar groter maken. Daar moet we mee dealen. Het zou alleen zo helpen als politici eerlijk zouden zeggen dat ook zij geen antwoorden hebben, maar wel willen experimenteren om die te vinden. Iets als het basisinkomen is voor mij niet heilig, maar als je daarmee durft te experimenteren, werk je in elk geval vanuit een visie. Nu wordt er visieloos gehandeld.
En daar hebben veel mensen genoeg van…
Mensen vóelen aan hun water dat het niet klopt. Dat kunnen ze niet altijd onder woorden brengen, maar ergens hebben ze wel in de gaten: dit gaat niet goed. Zo is Trump ook president van Amerika geworden. Het tekent de wanhoop en het gevoel in de steek gelaten te zijn door de gevestigde orde. Dat ga je dit jaar ook zien bij de verkiezingen in Europese landen.
Is er nog een nooduitgang?
We moeten ons dus niet alleen richten op materiële welvaart, maar meer op brede persoonlijke ontwikkeling. Onbeheerste groei zoals we die jarenlang hebben gehad, daar moeten we afscheid van nemen. Daarmee putten we niet alleen de aarde uit, maar ook elkaar.
Angststoornissen en depressies, dat neemt hand over hand toe, juist onder jongeren tussen de 20 en 35 jaar. De druk die we elkaar opleggen is enorm, ook door social media. Iedereen moet de hele dag laten zien hoe goed het met ‘m gaat. Allemaal buitenkant. En leegte van binnen. In een race to the bottom. We jagen elkaar op, maken elkaar gek, willen steeds meer en daardoor worden we letterlijk ziek en ongelukkig. Dat is de ultieme paradox…
Een verdrietige paradox…
Toch blijf ik zeggen dat we hier beter uitkomen. Mijn adviezen zijn: wees niet bang, laat je niet gek maken door schijnoplossingen van populisten en wees je bewust dat je jezelf echt niet gelukkiger maakt met een derde televisie of een tweede minnares.
En tenslotte: overschat de waarde van bezit niet. In tijden van transitie moet je licht reizen, met zo min mogelijk bagage…
TEKST: FRANK VIJG
FOTOGRAFIE: JEFFREY DE REGT