De historie van het Slaakhuys – van Het Vrije Volk tot anti kraak

22-03-16

Het Vrije Volk is één van de verdwenen Rotterdamse kranten. Maar er zijn er nog meer. Dit jaar brengen we ze in herinnering, in elke editie van Friends in Business één verhaal.

Er was eens een dagblad dat in Rotterdam nagenoeg huis aan huis werd bezorgd. Een krant met op maandagavond zwartwit foto's van de wedstrijden van Sparta, Feyenoord, Xerxes en Excelsior. Die waren op maandagmorgen al op groot formaat te zien in de vitrine van een weldadige nieuwbouw aan de Slaak.

Het Vrije Volk publiceert de stem van de sociaaldemocraten en in Rotterdam wonen de meesten. Ook Amsterdam, Groningen en Arnhem behoren tot de rode bolwerken. Verspreid over het land triomfeert de krant met 44 regionale edities. In deze regio is Schiedam er één van. In een kantoorhokje in de Passage redigeert de jonge Willem O. Duys er eenzaam zowel politieberichten als de wedstrijdverslagen van SVV en Hermes DVS.

Landelijk

Met een magistraal landelijk abonneevolume van 325.000 stoomt Het Volk na de oorlog onder zijn nieuwe toepasselijke naam, bevrijd van de moffen, op tot het grootste en dikste dagblad van Nederland. Met 1850 personeelsleden en een omzet van 50 miljoen gulden. Klaas Voskuil is hoofdredacteur.

Terwijl de liberaal G.B.J. Hiltermann op de radio de toestand in de wereld bespreekt, scherpen de socialisten hun oor als Voskuil de grondrechten en vrijheid van de eigen burgers formuleert, de rechtsorde van de arbeid bespreekt en aangeeft hoe de overheid tegenover de cultuur dient te staan.

De abonnee van Het Vrije Volk leest de krant voor 50 cent per week of voor zes gulden vijftig per kwartaal. Voor tien cent los kan ook, omdat die het dikst is, met feuilletons, kruiswoordpuzzels en oneindig veel plaatselijk nieuws, sport, advertenties en de beroemde strips Rip Kirby, Julia en Paulus de Boskabouter. De politieke linkse match is in die tijd een zwijgende vanzelfsprekendheid. Dat geldt ook voor het affiche met die triomfantelijke, rood dooraderde 1 van de Partij van de Arbeid wanneer er verkiezingen zijn. De volkswijken van Rotterdam stemmen op Willem Drees, later op Jaap Burger. Nederland heeft behoefte aan geborgenheid en de rode Familie straalt die uit.

Sjouwwijk

Ik ben 10 jaar in 1956. Wat ik van links en rechts weet, heeft in mijn beleving uitsluitend met het verkeer te maken. Verdere connotaties zijn er nog niet. Van hoofdredacteur Klaas Voskuil heb ik nog nooit gehoord. Toch staat zijn naam op de voorpagina van Het Vrije Volk dagelijks bovenaan in de krant die ik bezorg. Wel illegaal, want ik ben veel te jong.

Maar zolang er geen klachten zijn, so what. Zo principieel tegen kinderarbeid is het patronage van Het Vrije Volk niet.
Elke dag om vier uur parkeert er een bezorgauto uit de garage van Wim Hollander aan de Ringdijk in Rotterdam-Schiebroek. Op de overloop van een politiegebouwtje verdeelt het agentschap de wijken over de niet te tillen aktetassen. Het waait er altijd. Op de naastgelegen verwaarloosde begraafplaats lezen de doden mee. De akker is het perceel van de weduwe H. Nicolaas, die te midden van 83 kinderen en 190 volwassenen daar zelf ook met zand is toegedekt.

Nu, zestig jaar later, is het al veertig jaar een gesloten domein, waar geen nabestaande meer komt omdat er geen nabestaanden meer zijn. Maar er mag niet worden ontruimd omdat de grondeigenaresse de eeuwige rust comfortabel heeft laten vastleggen. Het is een detail, maar nog elke keer als ik er langs rijd, moet ik aan die sjouwwijk van Het Vrije Volk denken. De flats in de 110 Morgen Polder hebben de langste galerijen. Eens per week haalt mijn moeder het abonnementsgeld op.

Rode Burcht

Hoofdredacteur Klaas Voskuil is een erudiet en zoon van een Zwolse bakker. Dat ziet men bij de Partij van de Arbeid graag: een arbeiderszoon die zich maatschappelijk heeft ontwikkeld. Voskuil is ook stevig bevriend met Willem Drees, de minister-president. Heel lang gaat ook het verhaal dat de premier de hoofdredactionele commentaren in Het Vrije Volk dicteert. In elk geval is het jarenlang ouwe jongens krentenbrood: Partij van de Arbeid, VARA, het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC, dansen om de meiboom), de Centrale Levensverzekeringsbank (de mannen in de zwart leren jekkers met de goedkope overlijdenspolissen) en De Arbeiderspers met krant en boeken. Allemaal eredivisie, één voor één in december al landskampioen. Elk jaar.

In die furore heit men in november 1954 aan de Slaak de eerste palen de grond in voor een modern, stijlvol gebouw dat de tweede trots van de Rode Burcht moet worden. De eerste staat aan het Hekelveld in Amsterdam, waar de directie resideert (auto met chauffeur) en verder de crème de la crème van de journalistiek die zich per taxi naar belangrijke evenementen mag laten vervoeren. Ook binnen het socialisme is niet iedereen gelijk.

Op de grens tussen Kralingen en het centrum van de stad bouwt de Arbeiderspers een kolossaal pand op de oorlogsruïnes van het dagblad De Voorwaarts uit 1920. De heipalen voor de bouw van het door de architect Jo Vegter ontworpen krantengebouw worden aangereden door de familie Everse, overwegend communisten. De voetbalinternational Jan Everse is de bekendste. Zijn vader is een broer van de moeder van Coen Moulijn. Ook dat is een detail, maar Rotterdam is een dorp en het vermoeden dat de havenstad uit uitsluitend sociaaldemocraten bestaat is onjuist. Er zijn er die nog veel linkser zijn.

Lissabon

Toch houdt die vrijage met het communisme in 1956 plotseling op als Het Vrije Volk een jongehonderige verslaggever naar Hongarije stuurt nadat de Russen de straten van Boedapest zijn binnen gereden. De oorlogsartikelen van de dan 34-jarige Theo M. Eerdmans worden een nieuwe circulaire waarheid over het werkelijke communisme waarvan Nederland eerder geen wetenschap heeft.

Eerdmans werkt op de landelijke redactie in Amsterdam, maar is een Rotterdammer uit Spangen. Als hij uit Hongarije terugkeert, wordt hij op Schiphol door zijn redactie en zijn hoofdredacteur als een held binnengehaald. In Rotterdam draaien de persen aan de Slaak dan alweer ruim een half jaar. Het gebouw is een juweel met een betonnen parasolvormige luifel, expressief vorm gegeven elementen, een trapezevormige erker en bakstenenvlakken. De accenten in natuursteen en het gebruik van mozaïeken zijn typerend voor de architectuur van de jaren vijftig.
Het kan niet op.

Het Vrije Volk-gebouw heeft een boekwinkel, een drukkerij met sheddaken. De garage, waar Wim Hollander chef is, leunt er onzichtbaar aan de achterzijde tegenaan. Hollander wordt het levende bewijs hoe binnen het verheven rode ideaal een automonteur met een zee aan creatieve vrijheid een bliksemcarrière kan maken. Hij groeit uit tot een groot stads- en wielerorganisator en verbaast heel Nederland door in 1963, tijdens de eerste grote Europese Feyenoord-euforie, twee schepen met supporters naar Lissabon te laten varen.

Volksverhuizing

Alles kan dan nog bij de Arbeiderspers. Tot aan het vertrek van Klaas Voskuil en de komst van zijn opvolger Thijs van Veen, is er nog niemand ontslagen. Verslaggevers, die te vaak dronken zijn, worden beschermd. Verslaggevers, die een te groot libido hebben, worden van stad naar stad verplaatst om hun geilheid te remmen. De krant is een club. Van Het Vrije Volk is men ook geen abonnee, men is lid.

Maar vanaf 1966 gaat het fout. Met een langzaam dalende curve van het abonneebestand groeit het onderlinge wantrouwen en spat de grootste krant van Nederland volledig uiteen. In het boek ‘De Val van de Rode Burcht’ (1980) wordt die geschiedenis gedetailleerd beschreven.

Ogenschijnlijk heeft Rotterdam er met zijn 108.000 abonnees nog weinig hinder en sjoege van. Maar als zelfs de VARA zijn gids niet meer binnen de rode Familie wil laten drukken, gaat uiteindelijk in het voorjaar van 1970 het hoofdkantoor aan het Hekelveld dicht en komt ‘Amsterdam’ naar de Slaak in Rotterdam. Het wordt een volksverhuizing met interne afrekeningen.

Theo Eerdmans is één van de slachtoffers. Van alle redacteuren is hij de bekendste: de eerste televisiequizmaster van Nederland. Als sterverslaggever van Het Vrije Volk presenteert hij in 1957 WEET WEL WAT JE WAAGT (VARA). Met de beeldschone Maud van Praag (de vrouw van Ajax-voorzitter Jaap) als zijn assistente. De kandidaten worden ondervraagd over hun hobby’s in een setting naar Amerikaans voorbeeld. Ze gaan een glazen hokje in, krijgen een koptelefoon op en daarna: vraag, tien lange seconden spanningsmuziek en dan het antwoord. De dagen na de uitzending wordt er op de werkvloeren in Nederland nergens anders over gesproken.

Na het bijna betoverende debuut volgen nog jarenlang varianten met de titels BAANTJES JAGEN, TV-TOTO, JE NEEMT ER WAT VAN MEE, en WERELDWIJS. Rotterdammers zullen zich vooral herinneren hoe hun stadgenoot Jan de Hoop zich vlekkeloos naar de hoofdprijs van 999 gulden antwoordt met zijn kennis over het Engelse Arsenal.

Europacup

In 1970 is de populariteit van Eerdmans al danig geslonken. Hij tobt bovendien met zijn gezondheid en heeft bij de verhuizing van Amsterdam naar zijn geboortestad Rotterdam bovendien ook de pech dat hoofdredacteur Messer (z’n vriend) wordt vervangen door de VARA-coryfee Herman Wigbold. In Amsterdam heeft Eerdmans als redactiechef nog een eigen kamer, maar op de Slaak komt hij op een grote zaal te zitten. Hij ziet dus de bui al hangen en vreest de clash, die ook heel snel volgt.

Op de beroemde mei-avond dat Feyenoord in Milaan de Europacup wint en er een speciale editie wordt gemaakt met de kop WE HEBBEN ‘M, heeft Theo M. Eerdmans voor het laatst de redactionele leiding. Een paar maanden later zit hij thuis, 48 jaar. Binnen een half jaar treft hem een tweede hersenbloeding. Zijn vertrek is symptomatisch voor alle veranderingen die Het Vrije Volk bij de restauratie moet ondergaan.

‘Juist die eenheid in rode Familie, die ook ik omarmde, is later de doodsteek geweest’, zou Eerdmans mij later uitleggen. ‘Want er is bij Het Vrije Volk nooit enig toegangsbeleid geweest voor heldere en goed opgeleide visionairs. Snelle jongens waren niet welkom. Die werden gezien als lastig en een struikelblok voor bestaande carrières. Alsjeblieft geen groot verstand binnenhalen. Liever interne promoties vanuit de garage. Iedereen moest een proletarische afkomst hebben en iedereen die in dienst kwam was met een draadje verbonden aan iemand die al in dienst was. Dat hebben we met z’n allen laten gebeuren. Op directieniveau heeft het inspirerende vergezicht ontbroken. Het Vrije Volk was één groot inteelt-instituut, waar geld geen rol speelde, want het geld was er en er werd mee gesmeten.

De journalistieke koers was de arbeider mondig en intellectueler te maken, maar nooit, nooit, nooit is de vraag gesteld: wat wordt onze koers als de arbeider dat eenmaal is? Hoe houden we hem dan bij de familie? Nooit zei iemand: onze krant kost inmiddels drie gulden per maand en De Telegraaf een gulden minder. Nee, men ging uit van loyaliteit. Ik ook. Ik was geen haar beter, zo waarlijk helpe mij God almachtig. Ook ik heb altijd gedacht: wij kunnen eenvoudigweg niet kapot.

Maar toen de twee belangrijkste pionnen uit de gouden tijden aan de top met pensioen gingen, de hoofdredacteur en de directeur, kwamen er anderen, vooral nitwits, die de boel verziekten. En er kwamen journalisten die genoegen namen met een bureaubaantje, perfect lulden en tijdens vergaderingen precies wisten wanneer ze een amendement moesten indienen.

Aan beslissende vergaderingen gingen heel geheime bilateraaltjes vooraf, op heel geheime plekken, terwijl de echte journalisten voor een goed verhaal achter hun schrijfmachine zaten en niet eens wisten wat er zich in dure restaurants afspeelde. De declaraties liepen langs de secretaris, die iedereen had overleefd. Eens moest dat spaak lopen en dat is gebeurd.

Een krant moet gevuld worden door briljante gekken, die midden in de nacht gaan zitten tikken. De krant, zei men vroeger, is een verzamelplaats van intellectuelen, die desnoods hun hersens stimuleerden met drank en vanuit die durf en moed de allerbeste artikelen schreven. Maar die briljantjes zijn in de loop der jaren allemaal ondergesneeuwd door klootviolen, die met een leeg blaadje begonnen en na vier uur nog tegen een leeg blaadje zaten aan te hikken.

Ze konden niks, ja weet wat ze wel konden? Hospitaliseren. Met elkaar zwaar nadenken onder een loodzware bak koffie in een ongezellige vergaderzaal. En toen het ook nog eens aan de top fout ging en de VARA de Arbeiderspers met een dolk in de rug de wekelijkse drukorder van een half miljoen gidsen ontnam, werd het Hekelveld een compleet slachtveld en was de opvatting van eenheid ver te zoeken. Wie zich als vakmensen hadden geroerd, flikkerden ze er uit en de dienstkloppers werden jakhalzen.’

Anti kraak

De late nieuwkomers op de redactie van Het Vrije Volk (onder wie ik in 1970) hebben op de werkvloer weinig van die frustraties gemerkt. Zelfs het pijnlijke vertrek van de Slaak in 1972, waar een brok geschiedenis ten verkoop wordt aangeboden en een complete zetterij over de kop gaat, wordt gemaskeerd door een nieuw elan dat op woensdag 23 februari paginagroot aan de nog altijd ruim 170.000 abonnees wordt aangekondigd.

‘Dat wij tot de eersten behoorden bij wie de internationale epidemie in het krantenbedrijf zich binnen onze landsgrenzen openbaarde, dat heeft voor ons, we hebben er nooit een geheim van gemaakt, een diepe ellende met zich meegebracht. Maar het had, achteraf gezien, het voordeel dat we ook tot de eersten behoorden die zich konden beraden over hun herstel. Drie therapeutische maatregelen waren daarvoor dringend noodzakelijk. De krant moest zich geheel en al richten op zijn trouwste en meest hechte lezersschaar, aansluiting zoeken bij een grote, moderne drukfabriek en gaan samenwerken met andere krantenbedrijven. Het Vrije Volk wordt daarmee een gezonde massakrant voor Zuid-West-Nederland.’

Drie enorme foto’s sieren de pagina: die van de directeur, die van hoofdredacteur Herman Wigbold en die van het nieuwe pand aan de Witte de Withstraat, in het hartje van de stad. Het Vrije Volk, als oernaam, zal de printplaag nog negentien jaar overleven.

En het gebouw aan de Slaak? Anti kraak inmiddels. Maar de majestueuze trap van waaraf ik in januari 1970 verwachtte dat chef-sport Jen Vlietstra (Zamora) elk moment zou komen afdalen, die staat er nog in volle glorie. Dat feest ging toen overigens niet door. Jen was mijn sollicitatiegesprek finaal vergeten en zat op de hoek in de kroeg. Drie uur en een flink aantal borrels verder nam hij mij alsnog aan.

‘Swart’, sprak hij aan de bar van de Maasboulevard, ‘Swart, kerel. Bij het Rotterdamsch Parool heb je de naam van een schnabbelaar. Hier bij Het Vrije Volk kan dat niet.’ Een half jaar later hadden we een gezamenlijke schnabbel.
Zo principieel tegen bijverdiensten was het patronage van Het Vrije Volk niet.

TEKST: JAN D. SWART
FOTOGRAFIE: HISTORISCH & NATIOAAL ARCHIEF/TARGARYEN

Meer nieuws