Column Yvonne Sørensen: Liegen loont niet!
20-09-19
Als gevolg van de economische groei in de afgelopen jaren en het personeelstekort dat daar een gevolg van is, krijgen wij steeds vaker de vraag van werknemers om te helpen bij een vertrek inclusief beëindigingsvergoeding bij hun huidige werkgever. De werkgever wil zelf geen afscheid nemen van de werknemer en weet niet dat de werknemer wil vertrekken.
Vaste jurisprudentie is dat een werknemer geen recht (meer) heeft op de beëindigingsvergoeding als blijkt dat hij bij de onderhandelingen al uitzicht had op een andere baan en dit niet heeft medegedeeld tijdens de onderhandelingen.
De werkgever geeft immers een vergoeding aan de werknemer vanwege het gemis aan inkomen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Als er dus een vaststellingsovereenkomst is gesloten terwijl de werkgever dwaalde omdat de werknemer relevante informatie over het uitzicht op een nieuwe functie achterhield, kan de werkgever de vergoeding terugvorderen van de werknemer. In de vaststellingsovereenkomst wordt meestal opgenomen dat de werknemer ten tijde van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst geen zicht heeft op een andere functie en geen ander werk heeft aanvaard.
Recent is het Hof Arnhem-Leeuwarden nog een hele stap verder gegaan.Een senior buyer met een maandsalaris van circa 4.500 euro bruto bereikte in augustus 2018 op hoofdlijnen overeenstemming met de werkgever over een vertrek per 1 oktober 2018 onder toekenning van een beëindigingsvergoeding van 30.000 euro bruto aan de werknemer. De werknemer had zich in september 2017 ziekgemeld met een burn-out en was in september 2018 nog aan het re-integreren
bij zijn werkgever. De hoge beëindigingsvergoeding werd uitonderhandeld wegens een beroep door de werknemer op zijn ziekte en het gebrek aan zicht op een andere functie.
Vervolgens bleek de werkgever dat de werknemer al sinds augustus 2018 elders werkzaam was. De werknemer had tijdens zijn ziekte elders gewerkt en tijdens de onderhandelingen gelogen over het (gebrek aan) uitzicht op een andere functie.
Op een vraag hierover van de werkgever liet de werknemer weten dat het enkel een onbetaalde snuffelstage betrof. Toen de werkgever om een verklaring verzocht van de nieuwe werkgever, heeft de werknemer deze verklaring in zijn voordeel geheel veranderd en doorgestuurd aan de werkgever. In werkelijkheid was de werknemer per 1 augustus een contract voor bepaalde tijd van zes maanden aangegaan.
De werknemer werd op staande voet ontslagen vanwege het in strijd met de waarheid verklaren tijdens de onderhandelingen en het elders werken tijdens ziekte. De kantonrechter en het hof hielden het ontslag op staande voet in stand. Het hof oordeelde dat de werknemer tijdens de onderhandelingen op grond van goed werknemerschap eerlijk had moeten zijn over zijn (zicht op een) nieuwe baan. De werknemer had ernstig verwijtbaar gehandeld.
Werknemers doen er dus goed aan om correcte en volledige informatie te geven tijdens de onderhandelingen, ook over een nieuwe baan elders. Werkgevers doen er goed aan om in de vaststellingsovereenkomst op te nemen dat de werknemer geen andere baan heeft aanvaard en ook geen zicht heeft op een andere baan.