Column Rien Vroegindeweij: Singer-songwriter
22-03-16
Tegenover Boekhandel v/h van Gennep op de Oude Binnenweg staat het beeldje van dichter–zanger–tekenaar J.H. Speenhoff. Ik zette er mijn fiets wel eens aan vast. Tot een vriendelijke dame van het Centrum Beeldende Kunst, dat over de beelden in de openbare ruimte gaat, mij er op wees dat zo’n ruwe ketting wel eens schadelijk voor het gemeentebrons zou kunnen zijn.
Het is een mooi beeldje. Kundig gemaakt door Adri Blok, een Rotterdamse beeldhouwster die leefde van 1919 tot 1990. Het beeld stond eerst bij Cabaret Dorus van Tom Manders in de Mauritsstraat. Daarna heeft het nog even op het Schouwburgplein gestaan, voordat het voor jaren in een depot verdween.
In 1995 werd het als een geschenk voor het twintigjarig jubileum voor de boekhandel geplaatst, met zijn gezicht naar de winkel. Nog geen week later zag de toenmalige eigenaresse Maria Heiden de bronzen Speenhoff languit naast zijn sokkel liggen. Hadden dieven het van zijn verankering los gezaagd om het brons te verkopen? Of was het uit protest neergehaald? Bij de eerste plaatsing in 1967 was er immers geprotesteerd door kringen van het voormalig verzet.
Want Speenhoff was fout in de oorlog. Toch? Of toch niet?
Het is een wat treurig verhaal. Op latere leeftijd raakte Speenhoff miskend en verbitterd, schreef antisemitische teksten en fleemde met de NSB. Maar hij hielp ook Joden. Zijn biograaf Alex de Haas kwam uiteindelijk tot de conclusie dat Speenhoff landverrader noch collaborateur was geweest.
Hij staat er klein en wat stijfjes bij, de bronzen Speenhoff. Zijn gitaar strak tegen zijn lange, geklede jas gedrukt. Een zanger met het uiterlijk van een deftige dominee die gewaagde teksten zong en de spot dreef met de burgerij. Een toonbeeld van beschaving vergeleken met Kabouter Buttplug, het zwarte reuzengedrocht dat schuin achter hem staat.
Naar zijn tekeningen is het moeilijk zoeken en zijn liedjes zijn in de vergetelheid geraakt, al wil een hoogbejaarde Rotterdammer nog wel eens uitbarsten in ‘Daar komen de schutters, daar komen ze aan, de mannetjesputters, van Rotterdahammmmm.’
Niets is vergankelijker dan de roem van de humor. Ouwe bakken passen niet in nieuwe zakken. Maar Koos Speenhoff moet wel als een pionier van het Nederlandse cabaret worden beschouwd.
Hij werd in 1869 in Rotterdam geboren, maar groeide op in Krimpen aan de Lek. Na een afgebroken HBS-studie werd hij leerling-machinist bij de marine in Hellevoetsluis. Een paar keer belandde hij in de cel voor het voordragen van spotliederen. Maar een ongelukkige val tijdens een oefening maakte een einde aan zijn carrière bij de Koninklijke Zeemacht.
In 1903 debuteerde hij als singer-songwriter in de Tivoli Schouwburg in Rotterdam. Zijn optreden was een onverwacht groot succes dat in het hele land weerklank vond. Zijn populariteit steeg tot grote hoogte. Tot hij toetrad tot de rooms-katholieke kerk en verklaarde zich voor zijn vroegere werk te schamen. De volkszanger Koos Speenhoff liet zich daarna het liefst de Heer J.H. Speenhoff noemen. Hij werd zelf een personage om de spot mee te drijven. In maart 1945 werd hij dodelijk getroffen bij het bombardement van het Bezuidenhout in Den Haag.
Rien Vroegindeweij is dichter en schrijver en ontving in 2006 de Erasmusspeld.