Column Jan D. Swart: Historische avond

19-09-19

Ik heb mijn vrouw beloofd voortaan ’s avond in de woonkamer te zijn, nadat ze vol zelfbeklag had vastgesteld dat ze mij er 47 jaar niet had gezien, terwijl ik 47 jaar in de veronderstelling leefde dat ze me er kon missen als kiespijn. Had dat dan eerder gezegd, zei ik, maar dat was de eerste de beste avond na 47 jaar meteen tegen het zere been. 

Verder was het een historische avond. Er schreed een man de huiskamer binnen op z’n retour, maar wel met een goed humeur. Ik heb altijd een goed humeur, vooral als ik weer veertien uur achtereen op de perstribune van de raadszaal in het stadhuis in Rotterdam getuige ben geweest van een vreemd soort soundmixshow waarin raadsleden elkaars standpunten en karakters tot het bot fileren of, als ze een keer de krant willen halen, elkaar uitmaken voor fascist. 

In moslimkringen is alles altijd gelijk luidkeels racisme. De onelinerdiarree van Stephan van Baarle van Denk op dat gebied is kostelijk. 

De rol van slachtoffer is business, je kan er eens in de vier jaar zo maar twee extra zeteltjes mee afdwingen en vanuit Den Haag een beurs met geld om je staf te onderhouden. Toen Ehsan Jami van Leefbaar in het kader van de verdwenen bijstandsmiljoenen de profiteurs linea recta het land uit wilde jagen, ontstond er in de gelederen van Nida en Denk een nieuw soort Leger des Heils en werd Jami erop gewezen dat er misschien ook hele pientere witte schurkjes hun zakken vullen. En waar moesten die dan heen? In een sloep de zee op? 

Gek eigenlijk dat mensen in zo’n staatkundig belangrijke positie elkaar net zo makkelijk genadeloos naar de strot vliegen als dat ze zich samen op het afgelegen Tiengemeten het lazarus lachen als er bij het scrabbelen een aansluitend woord wordt gevonden dat in korte broek minder scabreus klinkt dan in een lange. Daar vertel ik mijn vrouw dan over. 

Ook vertel ik over het onmetelijke verschil tussen het niveau van een raadsvergadering van nu en dat uit het jaar 1968 toen een raadslid tegen een collega riep dat hij een krotenkoker was. Dat was toen een cri de coeur die door merg en been ging. Nooit zal ik vergeten dat journalist Han van der Meijde van Het Rotterdamsch Parool mij op diezelfde perstribune zei dat ik als leerling-verslaggever getuige was van een uitzonderlijke kwalificatie: krotenkoker. Twee maanden later schreef ik dat er in de raadszaal was gekift. Toen moest ik bij mijn chef komen. Kiften was een woord dat alleen in Crooswijk thuishoorde. Niet in het Rotterdamsch Parool.  

Drie jaar later werd ik door mijn hoofdredacteur Herman Wigbold van Het Vrije Volk op mijn vingers getikt omdat ik een collega had gematst die vergeten was zijn weekrubriek over de sterrenbeelden op tijd in te leveren. Achter Maagd had ik geschreven: Hou’en zo.

Alles is veranderd. Neuken is intussen een normaal Nederland werkwoord geworden. Maar als er een agent in Rotterdam knockout wordt geslagen vanuit een trouwstoet en je wilt weten wie dat heeft geflikt, een witte, een zwarte of een bruine, dan heb je een Noord-Koreaanse vergunning nodig om het te weten te komen, omdat je anders etnisch profileert. Dus zelfs je journalistieke nieuwsgierigheid is in dit land aan banden gelegd. 

‘Is dat zo?’, vroeg mijn vrouw. ‘Ja’, antwoordde ik. ‘En dat was 47 jaar terug wel even anders.’

Meer nieuws