Coen Moulijn was een held, maar bij die russische staatsgreep wel één op sokken

14-06-17

Begin dit jaar interviewden we grondlegger Jan D. Swart (71) over het ontstaan van ons magazine, de rol van de kleinzoon van Stan Laurel daarin, de korte link met Feyenoord, de eerste zakenmensen die zich bij de zakencommunity aansloten en de legendarische cruises. Maar Swart was nog lang niet uitverteld…

Je eindigde in januari bijna lyrisch over expediteur Cees Monden…
‘Omdat deze man het oude succesvolle Rotterdamse zakenleven symboliseerde, dat tegenwoordig vrijwel niet meer bestaat. Hij was voor zichzelf begonnen, had geen kantoor, maar wel een telex op z’n slaapkamer. Hij had ook geen auto, maar een brommer. Zijn vrouw maakte de facturen, want Cees schreef Nederlands achterstevoren. Maar iedere klant vond hem gezellig en in no time had hij in de expeditie een enorm klantenbestand.’

Ging dat écht zo?
‘Ik romantiseer er geen letter van. Op die manier zijn héél veel Rotterdamse jongens groot geworden. De haven werd gekenmerkt door bedrijven waarvan één man zowel de roerganger als de uitvinder was. Nu heb je alleen maar doctorandussen, veelal als zetbaas. Ze kennen de Ballentent, dat nog net wel, maar ik bedoel: ze weten niet dat het een oud douanekantoortje is geweest waar de in- en uitvoerrechten nog redelijk onderhandelbaar waren. En dan zeg ik het netjes.’

Dan moet je meer van die mannen hebben gekend…
‘Wijlen Theo Stuyvers is ook zo’n voorbeeld. Hij was glazenwasser in loondienst en op een dag zei hij tegen Fien, z’n vrouw: “Vanaf morgen moet je mee, want ik ben voor mezelf begonnen.” Niet om ramen te zemen, maar om gebouwen schoon te maken. Ook het nieuwe Ahoy’ haalde hij als klant binnen. Op de avond voor de opening komt de directeur een trap af, ziet Theo vegen en poetsen en zegt: “En? Wat denkt u? Komt het af?”
Waarop Theo, die de grote baas helemaal niet kende en er eigenlijk de pest in had dat die vent die vraag stelde, antwoordde: “Als je meehelpt wel.”’

Hoe liep dat af?
‘Tien jaar later was Stuyvers de grote sponsor van de Zesdaagse in Ahoy’. Hij had toen tienduizend schoonmakers in dienst.’

Dat waren dus geen mannen voor kleine digitale verhalen. Dat waren mannen om boeken over te schrijven.
‘Omdat ze net zo makkelijk over hun succes als over hun zeperds vertelden. Theo was een van de eerste mannen achter de experimentele reclame op de wolken. Coca-Cola en dan hoog in de lucht. Het liep als een tierelier. Prompt startte hij een filiaal aan de kust in Spanje. Een kantoor met tien man personeel. Tot hij na drie weken tot de ontdekking kwam dat er in Spanje geen wolken waren. Prachtige man! Zijn jacht lag in de haven van Willemstad en hij had ’s zomers een vaste plek op het terras van het restaurant recht tegenover zijn ligplaats. Toen die op een avond bezet was, kocht hij de volgende dag het hele restaurant.’

Ging hij ook mee met de cruises van FRIENDS IN BUSINESS?
‘Nee, dat vond Fien dan weer te decadent. De zeevarenden waren de toeristisch ingestelde zakenmensen. Met een tender naar de San Blas-eilanden. Stuk voor stuk niet groter dan ons eigen Tiengemeten. Eén was er niet bewoond. Daar woonden boze geesten. De laatste toerist, zei de reisleider, die de verleiding niet had kunnen weerstaan, was er ondersteboven gecremeerd nog voordat hij zich had kunnen voorstellen. Dat hoefde zo’n man maar één keer te vertellen en daarna had hij geen kind aan die Rotterdammers. Er was voor alle eilandjes één school, één apotheek en één hospitaal en in alle gevallen kon de wind erdoorheen waaien. Niet zelden valt een hut spontaan om, zei de reisleider. Toen wilde iedereen veilig in het midden lopen. Zo’n groep gaf grote saamhorigheid. Ze waren wel uit op avontuur, maar altijd weer blij als ze achter op het dek konden klaverjassen.’

Nog meer mooie cruiseverhalen?
‘De meest spectaculaire was naar het Russische Sint-Petersburg, dat toen nog Leningrad heette. Op de dag dat we er moesten aanmeren, 19 augustus 1991, was er een staatsgreep in Moskou. Het gerucht ging dat Michail Gorbatsjov op de Krim gevangen was genomen. Alle grenzen gingen dicht. Rusland was in rep en roer en de territoriale wateren moesten uit voorzorg per internationaal decreet worden vermeden. En wij lagen voor de Russische kust. Ik heb Coen Moulijn nog nooit zo in paniek gezien toen de boot met volle kracht naar Zweden uitweek. Na twee dagen hadden Boris Jeltsin en het leger de coup hersteld en was de kust weer veilig. Toen moest er aardig wat witte wijn aan te pas komen om Moulijn zover te krijgen de volgende ochtend in Leningrad van boord te gaan. Hij was wel een held, maar meer één op sokken. Hij verliet het schip niet.’

Wanneer kwam er voor jou een einde aan FRIENDS IN BUSINESS?
‘Ik denk op de helft van z’n bestaan. Het magazine startte ongeveer tegelijk met Punt Uit. Dat was het sjieke uitgaansblad waaraan ook een vleug cultuur zat. Jan Smit was er eigenaar van en we beten elkaar totaal niet. Sterker nog: we kenden elkaar niet eens. De adverteerders van Punt Uit kwamen uit de stad, die van FRIENDS uit de haven.’

Waarom dan gestopt?
‘Sjaak Troost was rond 1993 al in vaste dienst getreden bij Feyenoord en ik zat met andere bladen midden in de computer-hausse. Het was de starttijd van e-mail en het einde van de tekstverwerker. Alle zichzelf respecterende computerbedrijven wilden wel een eigen blad en ik had daarnaast ook nog ’t Betere Leven en de Feyenoord Krant. We zagen met een klein team door de bomen het bos niet meer. In elk geval had ik geen tijd meer voor de community en na zes cruises was men op dat vlak ook wel vol gegeten. Toen hebben Jan Smit en ik het op een akkoordje gegooid.’

Klopt het dat een koe een belangrijke rol speelde in die deal?
‘Min of meer wel. We hielden destijds kantoor in Maasdam, verborgen tussen de boerderijen. De naam was toepasselijk: Fort Laurel. Op de dag dat Jan kwam praten had ik net een vaars van de dood gered. Elke morgen als ik mijn hond uitliet, kwam dat jonge beestje vriendelijk snuffelend naar het gaas. Prompt dié morgen staat de boer te handjeklappen met de slager. Het ging om 250 gulden. Ik dacht: dat laat ik niet gebeuren. Ter plekke kocht ik het beest voor een meier meer. Maar toen moest ik haar wel gelijk meenemen. Niet wetend dat Jan Smit, die ik alleen maar aan de telefoon had gehad, lid was van de Dierenbescherming. Die vond dat prachtig. We hadden gelijk een klik.’ 

En die koe?
‘Nou ja, een vaars wordt een volwassen koe. Wel de enige die naar haar naam luisterde. Klorus. Dus als ik hem ’s zomers in het weiland riep kwamen er honderd van een andere boer achter haar aan. Ze werd voor al m’n klanten een bezienswaardigheid. Tot mijn vrouw terug wilde naar de stad. Toen zat ik ineens met dat beest in m’n maag. Dankzij bemiddeling van Koos Postema heb ik haar toen zelf op een dag naar het koeienrusthuis in Zandhuizen gebracht. Daar is ze jaren later netjes van ouderdom gestorven.’

Hoe kijk je nu tegen het magazine aan, anno 2017?
‘Het is lekker dik. Dikker dan ooit. Ik zie bovendien dat de zaken­wereld parallel aan het blad, dus naast print, zich óók met bewegend beeld en daarbovenop via de digitale route kan afficheren. De business is verbreed. Het magazine ademt de geest van de nieuwe snelle tijd. Met goedgeklede Alfa’s. Met grote swingende foto’s. Zelfs de hoofdredacteur wandelt levensgroot je huiskamer in. Korte verhalen ook, aangepast aan het nieuwe mobiele lezers­gedrag. Ik benutte elk stukje wit om er tekst in te wringen. Maar de teletijdmachine heeft dat allemaal achterhaald.’
 

TEKST: FRANK VIJG
FOTO’S: ARCHIEF

Meer nieuws