Ondernemerschap

Blog Yvonne Sørensen (Sørensen Advocaten): werknemer neemt ontslag op staande voet

Sørensen Advocaten - Rotterdam

De werknemer die met onmiddellijke ingang zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, moet een schadevergoeding aan de werkgever betalen op grond van artikel 7:677 BW. Er was geen sprake van een dringende reden. De arbeidsovereenkomst kon niet tussentijds worden opgezegd.

Feiten

De werknemer is op 1 januari 2020 in dienst getreden bij Bema op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van magazijnmedewerker. Op 1 augustus 2020 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 31 juli 2021. Op 21 juni 2021 heeft Bema per brief aan de werknemer laten weten dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Vervolgens wilde de werknemer niet meer komen werken. Op 30 juni 2021 heeft de werknemer per direct ontslag genomen, terwijl de arbeidsovereenkomst niet tussentijds kon worden opgezegd. Bema vorderde betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging (artikel 7:677 lid 4 BW) en terugbetaling van onverschuldigd ontvangen salaris over de niet-gewerkte dagen en te veel opgenomen vakantie-uren.

Oordeel

De werknemer erkende dat hij de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang had opgezegd. Partijen hadden al langere tijd ergernissen over de reiskostenvergoeding en toen Bema vervolgens mededeelde dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer niet zou worden verlengd, wilde de werknemer niet meer voor Bema werken.

De arbeidsovereenkomst bevatte geen tussentijdse opzegmogelijkheid. De werknemer kon de arbeidsovereenkomst opzeggen voor 31 juli 2021, tenzij sprake was van een dringende reden voor opzegging (artikel 7:677 BW). Het enkele feit dat de werknemer – indien dit vast zou komen te staan – onvoldoende reiskostenvergoeding zou hebben ontvangen, voldoet niet als een dringende reden. De werknemer heeft de arbeidsovereenkomst onregelmatig opgezegd, waardoor hij een gefixeerde schadevergoeding aan Bema is verschuldigd.

Het bedrag van de vergoeding is gelijk aan het bedrag in loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben, indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd (dus het loon over de periode 30 juni tot 31 juli 2021). Aangezien het loon EUR 2.000,– bruto per maand bedroeg, is de werknemer dit bedrag als schadevergoeding verschuldigd. Het verweer van de werknemer dat naar het nettoloon moest worden gekeken in plaats van het brutoloon, ging niet op volgens de kantonrechter.

Bovendien had de werknemer meer vakantiedagen opgenomen dan hij had opgebouwd en heeft hij ten onrechte salaris ontvangen over de periode 28 – 30 juni 2021. Beide bedragen moest de werknemer verhoogd met de wettelijke rente terugbetalen.

Uit deze uitspraak blijkt het belang van een correcte opzegging van de arbeidsovereenkomst, ook door de werknemer.

Voor de volledige uitspraak, klik hier.

Meer nieuws